| Full text |
54 Over de voorbereiding eens Schoolleeraars,
voorts ook niet terug houden door de vrees voor
de zware verantwoording , waartoe gu te eenigen
dage zult opgeroepen vinden. Dit doende, zoudt
gij even zoo handelen, als de ondeugende dienst-
knecht in het Evangelie, die, vreezende de gee
ftrengheid zijns Heeren; zijn ontvangen talent in
de aarde begroef, Naar mijn inzien is deze vrees
niet alleen ten uiterfte dwaas, mraar hoogst bee
leedigend voor dat Wezen, dat wij allen als Va-
der aanbidden, dat de liefde zelve is, en wiens
handelingen met ons menfchen allen door liefde
gekenmerkt worden, — Wijders moeten de moeie
jelijkheden , aan de waarneming van den post
eens Schoolleeraars verknocht, u ook in geenen
deele daarvan affchrikkens Hij beeft toch ook
zijne genoegens, welker behoorlijke waardering
gewisfelijk tegen al dit onaangename kan op-
wegen: ten minfte is bet denkbeeld van anderen
gelukkig te kunnen maken, voor eene welgeftele
de ziel, reeds eene zaligheid, die ons alle zwae
righeden moet doen overwinnen; terwijl de over.
weging, dat het loom naar gelang van de zwaarte
van den arbeid , en de zege naar mâte van de
hevigheid wan den ftrijd, berekend wordt, u tot
eene krachtige aanmoediging moet verftrekken ,
om uwe neiging in dezen op te volgen.
Ondertusfchen moet gij, voor dat gij den post
eens Schoolleeraars aanvaardt, ten volle over-
tuigd zijn van uwe opregte gezindheid, om u
met kinderen te willen bezig houden, en bun
welzijn van harte te bevorderen. Deze neiging
bezitten echter niet alle menfchen3 doch zij, die
er van ontbloot zijn, mogen veilig befluiten, dat
zij tot dien post eene vereischte misfen , waarvan
alles afhangt,
Ook
? |
