Full text |
Thans, ruim een jaar na de start van de invoer, wordt voor 40 van de
138 decentrale bibliotheken de nieuwe aanschaf aan het geautomatiseerde
bestand toegevoegd. De systeemopzet blijkt zó open, zó ruim te zijn
geweest, dat daarbij geen problemen optreden.
Het zal U duidelijk zijn, dat we, vanwege de ‘overlap’ van het bezit der
decentrale bibliotheken, bij het ‘aanhaken’ van instituten aan het nieuwe
systeem de qua vakterrein elkaar na-liggende bibliotheken als blok over-
hevelen. Zo is nu de hele bêta-groep, maar zijn ook de pedagogiek- en psy-
chologie-instituten integraal overgegaan.
En zo kon het UB/T3-projekt uitgroeien tot een middel lang-termijn-
plan, dat beoogt in 1978/ ’79 de totale catalogisering en de volledige ver-
zorging van het catalogusmateriaal volgens de nieuwe methode te laten
verlopen. Nu personeelsuitbreiding een hersenschim is en de werklast steeds
toeneemt, is voor de Utrechtse UB voortgaan op het pad der automatisering
een gebiedende eis.
Verrassend is daarbij de vanzelfsprekendheid, waarmee men bereid is,
de bestaande fichescatalogi af te sluiten en een tweede catalogussysteem —
enige tijd printout in lijstvorm, maar met het COM-fiche al meteen in het
verschiet — te accepteren. Overigens begrijpt U, dat we vaak de vraag
krijgen, het oude catalogusapparaat geheel te converteren. Ons antwoord :
goed, maar met toelevering door de faculteit van de personele mogelijkhe-
den.
Daarbij mag de UB rekenen op de medewerking van het rekencentrum
der universiteit. Dit houdt bij zijn plannen omtrent de uitbreiding der hard-
ware nadrukkelijk rekening met de eisen die de bibliotheekautomatisering
voor de toekomst stelt, b.v. terzake van het interactieve verkeer, de directe
raadpleging en mutering, alsmede op het punt van koppeling met andere
geautomatiseerde bestanden.
/. Hoe ziet de Utrechtse catalogusautomatisering er nu in concreto
uit? Ik zal deze vraag behandelen naar de voor deze materie klassieke on-
derdelen : invoer, verwerking en uitvoer, maar wil daarbij de technische fei-
ten gaarne achterwege laten.
7.1 De invoer ofwel de catalogisering. Zoals eerder gezegd :
Utrecht koos duidelijk voor eigen inbreng en wel via intelligente terminals,
die een zo groot mogelijk aantal controles uitvoeren en die bij het catalogi-
seren in ruime mate de helpende hand bieden. Bij de invoer wordt de dure
communicatie met de computer vermeden. Bij ‘system down' van de compu-
ter wordt op de U B dus niets geblokkeerd, niemand gefrustreerd.
De gebruikte invoerstations — voor het catalogiseerwerk intussen
opgelopen tot het aantal van acht — zijn de Silent 742-terminals van Texas
114 / Bibliotheekgids ;— Jg. 53 — Nr. 2-3 — 1977 |