| Full text |
12
n
uiue
issts
ittentettnteantsaanis
Bekanntmachung.
Die belgische Regierung hat in dem von den deutschen Truppen
besetzten Gebiet WEHRPFLICHTIGEN einiger jüngerer Jahrgänge
Gestellungsbefehle zugehen lassen. Diese belgischen Befehle sind
UNGUELTIG. In dem von deutschen Truppen besetzten Teil des
Landes gelten für alle Einwohner nur die Befehle des Kaiserlich
deutschen General-Gouvernements und der ihm unterstellten Be-
hörden.
Es wird den Empfängern belgischer Gestellungsbefehle hiermit
AUSDRUECKLICH verboten, diesen Folge zu leisten.
Wehrpflichtige dürfen künftig den Bereich ihres augenblicklichen
Aufenthaltsortes (Stadt oder Landgemeinde) ohne Genehmigung
der deutschen Behörde nicht mehr verlassen, widrigenfalls IHRE
FAMILIE haftbar gemacht wird. Die Bürgermeister oder deren
Vertreter haben unverzüglich Listen der in ihrer Gemeinde woh-
nenden Wehrpflichtigen aufzustellen und bis zum 10. Dezember 1914
an das Kaiserliche Gouvernement abzugeben. Auch sind alle alten
Listen der Wehrpflichtigen vorzulegen unter Angabe, wer von
den wehrpflichtigen Einwohnern gegen den Stand der augenblick-
lichen Listen nicht mehr in der Gemeinde wohnhaft ist und wohin
er verzogen ist. Wissentlich falsche Angaben der Bürgermeister
oder deren Stellvertreter werden mit Amtsenthebung und Abfüh-
rung in die Kriegsgefangenschaft bestraft.
Solche Wehrpflichtigen der Gemeinden, welche ihre Anmeldung
zu dieser Liste unterlassen oder wissentlich über ihr Militärverhält-
nis falsche Angaben machen, werden mit Gefängnisstrafe bis zu
einem Jahr oder Kriegsgefangenschaft bestraft. Unter Wehrpflich-
tige werden auch diejenigen gerechnet, welche einen Ausweis der
belgischen Regierung oder Militärbehörde haben, dass sie für die
Dauer des Krieges zur Reserve bezw. in ihre Heimat entlassen
sind. Unter diese Kategorie fallen auch solche, welche einen Schein
der Armée belge, — in Belgien, England oder Frankreich ausge-
stellt — haben, der sie für unfähig zum aktiven Dienst erklärt und
ihnen die Erlaubnis gibt, während der Dauer des Krieges nach
Hause zu reisen. Alle derartigen Bescheinigungen der belgischen
Militär-oder Zivilbehörden sind für die deutsche Militär-und Zivil-
gewalt ungültig.
Belgische Militärpflichtige, welche der Aufforderung nachkom-
men, durch Auswanderung aus Belgien sich zum Dienst in der
belgischen Armee wieder zu stellen, werden als Kriegsgefangene
behandelt und nach den Kriegsgesetzen bestraft. Auch der Versuch,
wehrpflichtige Belgier für die belgische Armee anzuwerben oder
sie zur Auswanderung nach England zu verleiten, oder ihnen
irgendsonstwie zu diesem Zwecke Hülfe oder Begünstigung zu
leihen, wird kriegsrechtlich verfolgt.
Im Besitze eines Gestellungsbefehls oder einer Erkennungs-
marke getroffene Wehrpflichtige werden als Kriegsgefangene be-
handelt.
Antwerpen, den 25. November 1914.
Der Gouverneur,
Freiherr von HUENE,
General der Infanterie.
Bekendmaking.
De Belgische Regeering heeft op het gebied dat door de Duitsche
troepen bezet is aan de DIENSTPLICHTIGEN van eenige jongere
lichtingen mobilisatiebrieven doen toekomen. Deze Belgische beve-
len zijn NIET GELDIG. In het door Duitsche troepen bezette
gedeelte van het land, zijn voor al de inwoners uitsluitend de beve-
len van het Duitsche Generaal-Gouvernement en van de daaraan
ondergeschikte overheden van kracht.
Hiermede wordt aan hen, die dergelijke mobilisatiebrieven ont-
vangen hebben, UITDRUKKELIJK verboden, er gevolg aan te geven.
Dienstplichtigen mogen in het vervolg het gebied hunner tegen-
woordige verblijfplaats (stad of dorp) niet meer zonder de toelating
van het Duitsche legerbestuur verlaten, zooniet zal HUNNE FAMILIE
verantwoordelijk gesteld worden. De burgemeesters of hunne
plaatsvervangers moeten onverwijld lijsten van de in hunne gemeen-
ten woonachtige dienstplichtigen opmaken. Deze lijsten moeten
uiterlijk op 10 December 1914 bij de Keizerlijke Regeering ingeleverd
worden. Tevens moeten de oude lijsten van dienstplichtigen inge-
diend worden met de vermelding, wie van de dienstplichtige inwo-
ners, volgens de opgave der huidige lijsten, niet meer in de gemeente
woonachtig is, en waarheen hij zich begeven heeft. Opzettelijk
valsche opgaven vanwege de burgemeesters of hunne plaatsvervan-
gers worden met ontzetting uit hun ambt en krijgsgevangenis gestraft.
Dienstplichtigen, die verwaarloozen zich op bovengenoemde
lijsten te laten inschrijven of opzettelijk onjuiste inlichtingen over
hunnen dienstplicht verschaffen, zullen met gevangenis, die één jaar
kan bedragen, of met krijgsgevangenis gestraft worden. Als dienst-
plichtig worden ook diegenen beschouwd, welke een bewijs vanwege
de Belgische Regeering of vanwege het Belgische krijgsbeheer be-
zitten, dat zij, zoolang de oorlog duurt, in hunne woonplaats als
reservesoldaten mogen blijven. Tot deze reeks behooren ook diege-
nen, welke een bewijs hebben van de " Armée belge,, — in Belgiè,
Frankrijk of Engeland afgeleverd — dat hen onbekwaam voor den
werkelijken dienst verklaart en hun de toelating verleent voor den
duur van den oorlog naar huis te keeren. Dergelijke bewijsstukken
van de Belgische krijgs- of burgerlijke overheid worden door het
Duitsche krijgs- of burgerlijk bestuur ongeldig verklaard.
Belgische dienstplichtigen, welke aan den oproep gevolg geven
en trachten Belgiè te verlaten om zich ten dienste van het Belgisch
leger te stellen, worden als krijgsgevangenen behandeld en volgens
de krijgswetten gestraft. Ook de pogingen, om dienstplichtigen voor
het Belgisch leger aan te werven of ze over te halen naar Engeland
uit te wijken, of hun met deze bedoeling hulp en bijstand te ver-
leenen, worden naar krijgsrecht gestraft.
Dienstplichtigen die in het bezit gevonden worden van een mobi-
lisatiebrief of een herkenningsteeken, worden als krijgsgevangenen
beschouwd.
Antwerpen, den 25° November 1914.
De Gouverneur,
Freiherr von HUENE,
Generaal der Infanterie.
AvIS.
Dans la partie du pays occupée par les troupes allemandes, le
Gouvernement belge a fait parvenir aux MILICIENS de plusieurs
jeunes classes des ordres de rejoindre. Ces ordres du Gouvernement
belge NE SONT PAS VALABLES. Il n'y a que les ordres du Gou¬
vernement général impérial allemand et des autorités lui sous-ordon¬
nées qui sont valables pour tous les habitants dans la dite partie du
pays.
Il est STRICTEMENT DÉFENDU à tous ceux qui reçoivent ces
ordres belges d'y donner suite.
A l’avenir les miliciens ne pourront plus quitter leur lieu actuel
de résidence (ville ou commune rurale) sans y être spécialement
autorisés par l'administration allemande. En cas de contravention,
la FAMILLE du milicien sera tenue responsable. Les bourgmestres
ou leurs délégués devront sans retard dresser la liste des miliciens,
résidant dans leur commune et la faire parvenir au Gouvernement
impérial au plus tard le 10 décembre 1914. En outre, toutes les an-
ciennes listes des miliciens devront être produites, mentionnant ceux
qui, d'après les nouvelles listes, n’habitent plus la commune, ainsi que
le lieu vers lequel ils se sont dirigés. Les bourgmestres ou leurs
délégués qui produiraient des renseignements sciemment faux seront
destituès de leurs fonctions et traités en outre comme prisonniers
de guerre.
Les miliciens qui auront omis de se faire inscrire dans la liste ou
qui, de propos délibéré, auront donné des renseignements faux au
sujet de leur situation par rapport aux lois de milice, seront punis d'une
peine d'emprisonnement, pouvant comporter une année au maximum,
ou traîtès comme prisonniers de guerre. Par miliciens on entend éga¬
lement ceux qui auront reçu du Gouvernement belge ou de l’autorité
militaire, une attestation prouvant qu’ils ont été versés dans les corps
de réserve et qu'ils ont été licenciés pour la durée de la guerre.
Dans cette catégorie rentrent également ceux qui ont reçu de
l'"Armée belge , un certificat — délivré en Belgique, en Angleterre
ou en France — prouvant qu'ils sont inaptes au service actif et qu'ils
sont autorisés à rentrer dans leurs foyers, pour la durée de la guerre.
Toutes ces attestations, délivrées par les autorités militaires et
civiles belges sont considérées par l’autorité militaire et civile alle¬
mande comme non valables.
Les miliciens belges, qui obéiront à l’ordre de rejoindre et qui
émigreront dans le but de prendre du service dans l’armée belge,
seront traités comme prisonniers de guerre et punis selon la loi
martiale. De même, ceux qui essaieront d’enrôler des Belges dans
l'armée belge, qui les engageront à émigrer en Angleterre, ou qui
leur auront prêté de toute autre façon aide ou assistance seront
poursuivis d'après la loi martiale.
Les miliciens se trouvant en possession d’un ordre de rejoindre
ou d'une médaille matriculaire, seront traités comme prisonniers de
guerre.
Anvers, le 25 novembre 1914.
Le Gouverneur,
Freiherr von HUENE,
Général d'Infanterie.
GUST JANSSENS, drukker, Antwerpen. Telefoon 3799.
|
