Full text |
84
67
68
69
70
räl
72
MAS
74
(9
76
Ha
78
79
80
81
82
83
85
86
87
88
uutuu
anr onland nente on nl en le ee een benee enten nl nan ele eeen jee eer Teter rke
584 8382 81 80 79 78 77 76 7574 7372 71 70 6968 67 66 65 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49 48 47 46 45 44 43 42 4
ES
tijd geëten worden met eene andere spijs om wezenlijk
volledig te verteren. Aldus gebruikt, vormen ze een der
beste krachispijzen voor alle menschen.
Kaas. — Bij de bespreking der melk, zegden wij dek
deze, behalve vet of boter, ook eiwitstoffen of kaasstof
bevat.
Welnu, verzuurde volle of afgeroomde melk, welke
geklonterd is, zoodat de wei van de kaasstof is afgescheti-
den. waardoor zulke melk in het huishouden onbruikbaar
schijnt te zijn, dient nog uitstekend tot het bereiden van
kaas.
Alle verzuurde volle of afgeroomde melk, wordt door
een losmazigen doek gegoten, waarna men 6 tot 8 uur laat
verleken. Het diksel (de kaas) wordt dan in eenen schotel
gedaan en doorroerd met suiker ofwel met zout en peper,
of room van melk of een geklutst.ei met suiker.
Zulke kaas kan voordeelig de boter op het brood ver-
wangen, of als krachtspijs dienst doen.
Botermelksche kaas. — Laat de karnmelk, ongedekt,
warm worden op het vuur tot op ongeveer 45° tot 50°
warmte, zoodanig dat de kaasstof zich van de melkwei af-
zondert.
Dan zet men den pot in een koud waterbad, om vlug af
te koelen, en giet de melk daarna door een losmazigen
doek; laat 6 tot 8 uren verleken; doe het diksel daarna in
eenen schotel en bewerkt het zooals de zoetemelksche
kaas. 5
Bij gebrek aan een thermometer, welke toch eigenlijk -
in elk huishouden zou moeten voorhanden zijn, laat men
de karn- of botermelk op het vuur staan, totdat de kaasstof
van de wei is afgescheiden, hetgeen men in de gewone
taal « het kabbelen » noemt.
Visch kan alleszins het vleesch vervangen als kracht-
spijs. Hij is beterkoop, verteert gemakkelijk en kan even
smakelijk bereid worden. In dezen slechten tijd hebben
wij vooral den gerookten haring, den pekelharing en den
stokvisch bij de hand.
“Gerookte of droge haring. — Men kan dezen haring
maanden lane bewaren wanneer men hem aan een touwtje
ophangt op een droge, luchtige plaats.
Men kan hem rauw eten of roosten op een wit vuur,
tis te zeggen, een vuur dat gloeit, zonder rooken.
Men kan hem eten met brood, met aardappelen of met
gestoofde boonen. al naar men zulks verkiest.
Om den drogen haring te eten, zal men er best het vel
aftrekken, vooral wanneer hij rauw wordt genoten.
Pekelharing kan men in den pekel bewaren, in een
houten kuipje. Men kan hem ook opleggen in azijn. Hier-
toe wordt hij goed gereinigd, eenen nacht in “t: water ge-
Ss
de
legd, en na hem gespoeld te hebben, laat hem verleken.
Snijd hem in twee stukken, leg hem in eenen schotel, giet
er azijn over tot hij ondersopt is; voeg er volgens smaak,
kruidnagels, peperbollen en in schilletjes gesnedenen ajuin
en citroen bij, en sluit den pot goed toe met eene schijf
„of met papier. Zoo blijft hij 3-4 weken goed.
Deze manier is echter niet aan te prijzen; hoewel de
aldus bereide haring smakelijk en gemakkelijk te verteren
is, lost de azijn vele voedende stoffen uit den haring op.
die later weggegoten worden.
Daarom is het beter eene tas azijn met eene halve tas
“water met al de kruiden en 6 blaadjes vischlijm samen te
laten koken en over den pekelharing te gieten.
Voedzamer blijft de haring welke in den pekel bewaard
wordt; men legt hem vooraf een paar uren in water te
weeken om er het zout uit te trekken, daarna in afgeroomde
melk, waarna hij wit van kleur en heel smakelijk is ge-
worden.
Pekelharing kan men opdienen met aardappels, sala,
boonen en andere versche of droge groenten.
Saus met pekelharing-milten.— Steek de milten door den
teems: doe er het noodige zout, peper, wat mostaard, als-
ook olie en azijn en een gehakt chalotje en peterselie bij.
tot men eene goed gebondene saus bekomt.
Boonensaus voor pekelharing. — Steek de gaar gekookte
boonen door den teems; voeg er zout, peper, mostaard,
olie en azijn bij tot men eene dikke saus bekomt, welke
over den gereinigden pekelharing wordt gegoten en aldus
wordt opgediend.
Stnkvisch. — Deze wordt geschreepd en gespoeld, en
eenige uren vóór het koken in zoutwater te weeken gezet.
Leg hem in vooraf gezouten, kokend water; laat hem goed
doorkoken en laat hem daarna nog eene halve uur nevens
het vuur trekken. Neem hem uit met het vischspaan, laat
hem verleken en dien warm op met eene botersaus.
Men kan hem ook braden. Laat daartoe boter of vet
licht bruinen: leg er de stukken stokvisch in; laat hem langs
weerskanten bruin bakken, doe er wat water, zout en pe-
per en een gesneden ajuin bij; dek de kasserol en laat
hem nog eene uur nevens het vuur staan. Vóór het op-
dienen wordt de stokvisch uitgenomen ; men giet wat wa-
ter bij de jeugd, en bind met meel of bloem.
Stokvisch wordt gegeten met aafdavpelen, boonen, on-
der bijvoeging van ajuinsaus, of koud onder sala geroerd. |