Full text |
neten nn
aldoor die zachte gouden schoonheid die
over ‘t boek hangt. Hoe heeft de schrijver
dat gedaan ? ls het zijn menselik meedo-
gen met al dat gesukkel en klein bedrog,
is het de wijze waarop hij de natuur van
veld en boomgaard door ‘t verhaal laat
ademen, of zijn het de herinneringen mis-
schien aan eigen jeugd, die hij weergeeft
in de hoofdstukjes over de vakantietijd,
waarin de kleine neefjes op de hoeve toef-
den ? In zijn geheel is dit meer de roman
van een hele landelike familie, met broer-
pastoor en de verwanten die naar de stad
gingen wonen, dan die van een individu.
Toch vermag het beeld van Nonkel Daan,
alleen reeds, gelijk hij hier met kleine,
schijnbaar onopzettelike trekjes tot leven
is gebracht, te boeien.
De Meyere haalt eer van dit knap en
gevoelig werk ! DES:
EDGAR GEVAERT, Jn den Hof der Liefde.
Antwerpen, De Sikkel.
Een nieuweling, waarvan hier dit stem-
mige bruine boekje verschijnt. Het laat
enigzins denken aan de eerste uitgave van
Moens Celbrieven, en ook de inhoud is
daar wel een klein beetje mee verwant.
Ingeleid worden wein deze « Hof * door
een hoofdstuk « voor vrede ® : gesprekken
in het gevang tusschen een dienstweiger-
aar en een priester. Een soort sociaal ge-
wetensonderzoek, standname tegenover
het grote geweld van delaatste tijd. « Voor
rijkdom ? heet het volgend hoofdstuk.
« Is de wereld geen hof, gegeven door God
aan den mensch om in te werken > Is die
hof aan alle menschen niet gegeven — of
is hij niet voor allen vrij en toegankelijk?
Is in dien hof de eeuwige ware rijkdom
niet » > Uit wat volgt stijgt dan een hymne
omhoog aan de heerlikheid van het een-
voudig, natuurlik leven. « In den Hof der
liefde >, het centrale hoofdstuk dat het
hele boek draagt, is een machtige evokatie
van dit leven, van de levende natuur, ge-
schreven in een onvergelijkelike taal, die
de warmte van de goede aarde heeft, en
een vizioenaire kracht die aan ‘t beste van
William Blake herinnert. Dit boek is een
wijsgerig boek, en de koelere bladzijden
die erin voorkomen zullen de doorsnee,
Vlaming misschien afschrikken, maar wie
wordt niet dadelik als betoverd door plaat-
sen als de volgende :
« Gij waart gebogen in den nacht bij de
slapende kinderen, gij waart als de mane
in de witte wolken der hemelen. De kin-
deren waren stil als de rustende wolken in
de hemelen, als de lammeren des hemels,
alshet zachte dons, voor het hoofd des
Heeren.
« En gij waart als de mane, de zuiver-
heid op den zwarten nacht, en de vogel
telde den tijd der eeuwigheid… >
OF:
« Nu heeft de wind stil gestaan in den
avond, als was hij tot voleinding gekomen,
en wij hebben de schoonheid gezien der
hoogste hemelen >.
Zulk boek langer te bespreken gaat nog
niet. Zijn nieuwe schoonheid moet eerst
in ons bezinken. Wij zullen er geheel ver-
trouwd mee moeten worden, — en dan
zal het nog moeilik vallen, erover te
schrijven, want het werkt op u als een
dronken makende zaligheid. D.S.
Lop. SCHELTJENS. Stekelbaarsjes. Antwerpen,
G. Janssens. IR
Lod. Scheltjens staat bekend als een
fortuinlijk, Vlaamsch tooneelschrijver. Nu
menig prozaschrijver zijn kans met too-
neelwerk beproeft, heeft Scheltjens het
oogenblik gunstig geacht om het Oost-
Vlaandersche buitenleven in verhalen te
beschrijven. Achttien vertellingen heeft
hij in een bundel bijeengebracht. Zijn
werk is verwant met dat van René Ver-
mandere en dat van R. Stijns. Gezonde
volkslectuur voor onze openbare boeke-
rijen. 7 se
Frits Francken schreef een gulle inleiding
en verklapt daarbij dat Scheltjens te Brus-
sel geboren werd in 1862. Waarom dit
boek « Stekelbaarsjes > gedoopt werd ò
De schrijver bekent in zijn voorwoord:
«Ik ben geen lijnvisscher en toch heb ik
mij aan lijnvisschen bezondigd. Maar de
stekelbaarsjes, die ik heb gevangen, zijn
niet dood. Zij tuimelen rond in mijn
publiek aquarium. Geen twee die elkaar
323
nt af |