Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Vele burgers en aristokraten verlieten de stad, hare verdediging en hare _er, e de vrijheid en onafhankelijkheid huns vaderlands aan eenige burgers en het kanailje overlatende, dat zij later zouden verstooten. Wanneer de Hollandsche troepen naderden, wanneer hunne ruiters en strijdmakers van uit Brussel werden gezien, heerschte er een °ogenblik van angstige verwachting. Geen georganiseerd leger, geen talentvol aanvoerder, geene macht wee aan die des vijands geleek had men er tegenover te stellen. Wat te doen? Zij die het volk hadden geleid, kwamen de stad te verlaten, haar aan haar eigen lot overlatende. Ell stil werd het in de voorheen zoo woelige straten. Even als bij een nakend onweder, wanneer zwarte, sombere wolkenmassas zich aan den horizont samenpakken, alles doodstil wordt in de natuur; even als in die angstwekkende stonden de sterkste mensch, de kleinste vogel tot de zwakste plant zich gedrukt gevoelen onder de voorteekenen van een vreeselijk orkaan, wiens woeden zij kennen, doch van wien Zij niet weten wie het tot zijn slachtoffer kiezen zal; even als in die °ogenblikken de menschen zwijgen ,om later ,wanneer het "kaan is uitgeborsten en brand, overstrooming of eene andere I'4'4 heeft veroorzaakt, onbevreesd, onbewust van of spottend met het gevaar, tot heldenmoed, tot reuzenwerken over te Slaan, zoo was het ook in Brussel dood stil en leefde iedereen "der den indruk van het dreigend gevaar. , De straten waren verlaten, de winkels gesloten. De burgers "nadden zich met hunne familiën teruggetrokken in de kamers aar zij het meest tegen de kogels beschut waren en het volk lu zijne Wijken. Voor vechten vreesden wellicht in dien stond allen, of' Zekerd de meerderheid, doch aan het openen der poorten iiacht niemand. De "notabelen ,) bleven ook t'huis ; zij hadden "en moed der lafheid niet, openden niets, wellicht hopende</p>
</text>
|