Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>eenige zeldzame voorbijgangers trokken. Niet bemerkende wat zij zochten, lieten zij teleurgesteld het hoofd zinken, binnensmonds de woorden : Nog niet! Waar blijft hij! Zullen Wij dan gansch alleen blijven? en meer anderen mompelend. Eindelijk brak een der mannen het stilzwijgen af en zich tot den aanvoerder wendende, zeide hij : Mijnheer André... ----- Maar Frans, vriend, noem mij toch eenvoudig weg André. Waarom dit onderscheid?</p>
<p>----- Ach laat Mij maar zeggen, mijnheer André. Wil ik zelf eens in de stad gaan zien hoe het er daar uitziet? Die kleine stn..td zal schrik gekregen hebben en bij zijne moeder geloopen zijn. liet is hier zoo stil en doodsch als op een kerkhof en wij zijn hier zoo alleen en verlaten als op een eiland. Doe wat gij wilt, Frans, maar ik denk dat wij hier reeds 'liet te weinig mannen bij zulk een gewichtigen voorpost zijn, c". nog een der onzen te laten vertrekken. Denkt gij dit ook niet, vrienden vervolgde André zich tot zijne strijdgenooten richtende.</p>
<p>Gij hebt gelijk, mijnheer André. Ja, ja, dat Frans Inaar hier blijve! die en dergelijke redenen van goedkeuring waren het antwoord. Moeten wij dan hier alleen blijven staan, herhaalde 'rams• Alle °ogenblikken kunnen de Hollanders verschijnen Wat zullen wij tegen eene macht als de hunne vermogen? Wij staan en blijven hier om den zwakken het voorbeeld en, aan de stad het alarm te geven. En wie weet, sprak de man met den stok, zullen wij "ze harrikade niet te verdedigen hebben tegen die lafaards sleatn groote heeren, die de poorten voor de Hollanders wen'en epen te zien en ons aan hen als honden zouden willen v er'vnopen.</p>
<p>Betrouw dan op die heeren, merkte een andere op,</p>
</text>
|