Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>tijger oPsPringen en vreeselijk zijn. Geven wij dat voorbeeld, mannen! En vervoerd, hief André zijn wapen in de lucht, zwaaide het en riep Leve de opstand, leve het volk! Leve de opstand! riepen al de mannen tegelijk door Andres woorden medegesleept. Dat die vervloekte Hollanders thans komen, riep de man met den stok en zij zullen goed ontvangen worden. Er is maar eene zaak treurig, zeide de andere kantoorbediende, dat is : dat wij tegen arme drommels zullen te strijden hebben, die onschuldig zijn aan de misdaden welke Wij zullen gaan straffen en veel beter zouden doen met ons te kampen tegen de koningen, het ongeluksras der menschheid. -- Gij hebt gelijk Pierre, zeide André tot zijn stielgenoot, een Waal, die met eenige moeite zich in het Vlaamsch uitdrukte, maar onze moed zal hen bewijzen' dat de republiekeinsche denkbeelden den mensch ook kunnen groot maken en de redenen van onzen strijd zullen hun de oogen openen. Wie zit? weet, sprak Frans, waar hun fameuze koning nu</p>
<p>Wel, bij de eene of andere hofdame zeker. --- Kon hij maar kreveeren, in plaats van zijne arme soldaten! -- Doch ze moeten het maar weten en de gevolgen hunner domheid dragen. Maar de moeders, de zusters, de beminden van die ongelukkigen. Dat is waar, die zijn te beklagen. Mijne vrouw weende °ok dezen morgen omdat ik mijn geweer uit den hoek haalde. 14aar zoo zijn de vrouwen; weenen en anders niets; dat zij Ineêvechten tegen de koningen en andere schurken, het ware in eens met gansch dien boel gedaan. Mijne vrouw weende niet; ik verwed mijn hoofd dat zij v.alidaag zal medevechten en ik had al de moeite der wereld</p>
</text>
|