Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>zij zijn fel als het gevaar nog ver is, maar staat de vijand voor de deur, zij loopen er van onder. —En als wij met honderden gevallen zijn en den Hollander goed zijn paart zullen gegeven hebben, zullen zij terugkeeren om ons hier den baas te spelen en de kastanjen op te peuzelen die wij uit het vuur haalden. 0, dat zij zich in acht nemen, zeide de man met den stok en hem woedend in de hoogte heffende, het zal er dan vreeselijker op los gaan dan thans tegen de Hollanders. Maar, van de Hollanders gesproken, hoe sterk zouden zij nu eigenlijk zijn, mijnheer André, vroeg Frans. Hoe sterk, Frans, zeide André, voetvolk, ruiterij, kanonniers, alles te samen, tellen zij dertien duizend vijf honderd mannen en zullen met niet minder dan door 52. kanonnen ons met kogels, bommen en wat weet ik al, begroeten. Welk eene macht! riepen al de mannen uit. En -wat hebben wij daar tegenover te stellen, vroeg Frans op nieuw. °ogenschijnlijk bijna niets, maar in werkelijkheid, volgens mij, al de werklieden met gansch hunne familiën en een deel der burgerij der stad. Om waar te zijn, mijnheer André, zou het erg moeten</p>
<p>veranderen. ___ Het zal veranderen, mannen, het zal. Het volk is razend en het heeft geene barrikaden opgeworpen om ze te laten instorten onder hun gewicht. Er behoeft anders niet, vrienden, dan een voorbeeld van eenige onverschrokken mannen zooals wij; thans weet men niet goed wat zijn buurman doen zal en daarom vreest men; bij het naderen eener waarschijnlijke dood is de mensch, die ervan bewust wordt, min of meer ingetogen en dat gevoel doet het volk stil zijn en blijven. Doch laat het eerste schot gelost zijn, laat de eerste gekwetste vallen, toont aan het volk één lijk, ééne wond, één druppel bloed, en het zal als een woedenden</p>
</text>
|