Full text |
voor het zinnenleven, de behoefte zich
weg te Schenken, zijn hier uit hun
grenzen getrokken en verworden tot
een liederlikheid, die weerzinwekkend
is. De grofheid van het wereldleven en
de geesteloosheid van het kloosterleven
hebben de in de Beatrijs gegeven tegen-
stelling te niet gedaan. Mij dunkt, dat
oprechte vromen, Katholieken, zich
evenzeer gekwetst moeten voelen als
oprechte aardeminaars, levensbegeri-
gen. Er is iets in van de perverse „gril-
heid" van Strindberg.
Men kan in dit geval niet zeggen : het
heeft met de oude Beatrijs niets te
maken; om Teirlincks Beatrijs te
waarderen moeten wij de oude legende
vergeten. De vraag blijft dan toch,
waarom Maria de gedaante aanneemt
van een zo diep gevallene; de vraag
blijft, hoe de omkeer in Beatrijs zo
plotseling te verklaren is; de vraag blijft,
hoe dit wonder van een beeld dat ver-
dween en weerkeerde (want dat de
moeder Gods de dienst van Beatrijs
heeft waargenomen, blijft voor ieder
geheim) het teken kon zijn, van de heilig-
heid ener non. Neen, het werkelike
wonder was de diep-smeulende vroom-
heid van Beatrijs; die ook in haar
wereldleven iedere avond inkeerde tot
zichzelf en haar Ave Maria bad; het
wonder was, dat de gebenedijde Moe-
der Gods haar plaats in den hemel ver-
liet om jaren lang denederige dienst waar
te nemen van een zondige, maar deson-
danks aan haar toegewijde kloosterzus-
ter, van een moeder die öm haar kinde-
ren te redden tot het zondige leven haar
toevlucht genomen had. Het wonder
lag ook in de weerkeer van Beatrijs, die
haar kinderen achterliet om een leven
te leiden van berouw)' en boete; en ook
nog in de door de abt aanvaarde biecht
en de erkenning van Maria’s genade
en Beatrijs’ zuivering...
Maar, zal men zeggen, het was helemaal
de bedoeling van Teirlinck niet, een
kerkelik drama te geven. En evenmin
was het zijn bedoeling, de aardse
levensdrift te verheerliken, of tenminste
te verdedigen. Zijn bedoeling is het ;
„niets menseliks is mij vreemd" en „wie
uwer zonder zonden is, werpe den eer"
sten steen op haar" ; zijn bedoeling is een
aanklacht tegen morele schijnheiligheid,
verwerkt in eên spel dat half klucht, half
abel spel wil zijn en tegelijk in het kermis-
leven, de naaimachine, het gas en het
hotel verraadt in deze tijd gedachttezijn.
Zijn bedoeling — maar kan men bij
deze genietende detaillist eigenlik wel
van een bedoeling spreken? -— ligt in
die woorden, die de door allen
gehoonde Beatrijs uitstoot : „Mijn smet
is, mensch te zijn. Ik heb mijn schamele
rol gespeeld. Ik heb gediend! Ik heb
gediend!" en dat andere woord, het
publiek toegeroepen : „Overdondert
mij nier met uwe eerbaarheid. Die ken
ik niet. Er zijn er ónder u die mij bégee-
ren. Maar ’t is hier te openbaar ,
Ja, een zeldzaam kunstenaar isTeirlinck.
Maar waarom, in godsnaam koos hij
Beatrijs om te bewerken, hij die juist
het eerst-nodige daarvoor, de ernst,
mist? M. M. ft-
G. W. I. OMOND : BELGIUM
AND LUXEMBOURG. London,
Hodder & Stoughton.
Het is in Engeland altijd nog gemakkelijk
om zich de naam van een autoriteit ten
opzichte van het een of ander vreemde
land te verwerven. Mr G.W. I. Omond
spreekt met gezag over België, omdat
hij er een aantal jaren gewoond heeft
en omdat hij enkele goede studies heeft
geleverd van de internationale verwik-
kelingen waarmee de geboorte van
België gepaard is gegaan. Toch is er
een omstandigheid die elk oordeelkun-
dig lezer van zijn nieuwe geschiedenis
van België onmiddellijk treffen^ zal en
die hem zal doen twijfelen aan s mans
bevoegdheid. De heer Omond kent
geen Nederlandsch.
Lang niet alles in dit boek is te ver-
werpen. Het hoofdstuk over de geschie-
denis der Zuidelijke. Nederlanden vóór
1830 heeft weinig waarde.Maar de latere
hoofdstukken, opgevat in de geest van
de diplomatieke historicus, getuigen
van vertrouwdheid met moderne Euro-
peesche geschiedenis.
137 |