Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>die ouderwetsch doch -goed onderhouden is en waarin een aantal jonge lieden den zoo rassen tijd, met spelen en rooken en konten, nog rasser doen vervliegen. Een lief, bevallig en hupsch meisje, met blanke huid, roode wangen, blond haar, zacht blauwe oogen, fijne leden en zwellenden boezem zit achter den zwaren eiken besteltoog en weet van tijd tot tijd, door een wel gepast antwoord, de onbescheidene, nieuwsgierige en kortswijlende jonkheid op hare plaats te zetten. Immers de klanten van het « Café de la Biloque », want het is in het Café. de la Biloque dat wij ons bevinden, zijn meestal studenten of jonge lieden en wie niet rap met de tong is, kan onmogelijk met die lui omgaan. Wel Kaatje, vraagt een blondharig heerken, van zoo \vat twintig jaar oud, met eene overgroote duitsche pijp in den mond, waaruit hij kronkelende rookwolken en kringetjes naar het plafond zendt, eene bezigheid waarin hij uitmunt; wel Kaatje, zeg eens zonder omwegen, wien mint gij nu het meest van ons allen ? Die er mij het minst naar vraagt, antwoordt Kaatje, en in alle geval u toch niet, want ik houd niet veel van kinderen, die zich aan tabak misselijk rooken. Maar, Kaatje, gij zegdet mij nochtans Ta, Ta, Ta, Heerschap Richard, zwijg maar stil ! Loop met geduld nog een jaar of twee in den regen, opdat gij nog een paar vuistjes groeien zoudt en spreek dan van minnen.</p>
<p>Bravo, Bravo, Kaatje ! galmt het de kamer door. ,Geef het hem maar eens duchtig, dien moeial, dat zal hem leeren zich enkel met zijne zaken te bemoeien. Het is klaar, dat de schertslustige jonkheid beide partijen graag tot een woordentwist wilde aanzetten. Ook zou zij daarin wellicht gelukt zijn, doch op eenmaal wordt de deur opengeworpen en een tiental jonge lieden stormen, zingend en Springend, het koffiehuis binnen. Daar zijn ze, daar zijn ze 1 klinkt het algemeen geroep</p>
</text>
|