Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>hart gehoor hebt gegeven ! De morgenschemering, hoe traag ook in den winter, kleurde reeds den hemel, en nog had de natuur geweigerd het arme schepseltje uit den bangen schoot der afgematte moeder te verlossen en met het licht den eersten ademtocht te schenken. Te vergeefs waren alle middelen aangewend, te vergeefs was het arme meisje beurtelings van de eene op de andere zijde gelegd en zelfs de kamer rondgeleid, te vergeefs had men door wrijving de lijfmoeder trachten te prikkelen, de weëen waren en bleven weg. Het schaamtegevoel had de natuurkrachten overwonnen, vernietigd ! Reeds had de dokter zich een tijdlang verwijderd. Toen hij eindelijk 'terugkwam, was hij gewapend met de werktuigen, door het vernuft der menschen uitgevonden om in dergelijke omstandigheden der weigerende natuur de wet te stellen, namelijk : de verlostang. De beide stalen lepels zijn losgeschroefd, weldra zijn deze, één voor déo, met bijzondere behendigheid, langs de handpalm voorzichttg op hare bestemming gebracht en tot eene tang samengevoegd.</p>
<p>Ach, Mijnheer de dokter ! smeekt het meisje, om Gods wil wees toch voorzichtig: De pijn overmeestert mij, maar ik zal alles met geduld onderstaan. Spaar de moeder niet maar spaar mijn kind, en ik zal u danken en 13 mijn leven lang zegenen en beminnen. Weinig wordt er op de weeklacht der lijdende gelet. Immers, is het niet de plicht des dokters het lijdend menschdom, in weerwil van klacht en wee, te helpen en bij te staan ?</p>
<p>Kort nadien werd een kindje geboren. Het kindje is een zoon.</p>
<p>Wie beschrijft de vreugd der moeder, toen zij den lieveling aan haar hart knelde en hem begeesterd, den eersten moederkus op de nog paarse, blauwe wangjes drukte !</p>
</text>
|