Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>het vast besluit zich voortaan te beteren, zijnen tijd tot studie te benuttigen, zijn geld niet meer baldadig te verkwisten in zulke herbergen en kroegen, waarheen hem eene geheime kracht als onwekstaanbaar lokt.</p>
<p>Spoedig kleedt Alfred zich aan en bezield met die goede en vrome voornemens, verlaat hij zijne kamer. Hij is gewoon het ontbijt bij mijnheer Penninckx, zijnen huisbaas, te gebruiken. Daar het hem echter geheel aan eetlust ontbreekt, gebruikt hij slechts een enkel kopje koffie en wil nu het huis verlaten. Aan de stoep van de buitendeur gekomen roept mijnheer Penninckx, een zwaarlijvig pastei. bakker, Alfred terug. Mijnheer De Neef, zegt hij stil en op eenigszins verlegen toon, gij zult het mij niet kwalijk nemen, ,hoop ik, maar het is heden drie maanden geleden, dat gij bij ons inwoont, en ons akkoord was immers....</p>
<p>Goed, Goed ! Ik weet, antwoordt Alfred ongeduldig, ons akkoord is dat ik maandelijks moet betalen. In den laatsten tijd had ik nog al groote uitgaven, doch gij behoeft niet verlegen te zijn ; 'heden ga ik naar huis om geld en binnen acht dagen zijt gij voluit voldaan.</p>
<p>Gij zult het mij toch niet euvel duiden, hoop ik, stott3r t de pasteibakker, half verontschuldigend...., maar...., ik heb ook geld noodig, mijnheer. Ik moet binnen weinig dagen ..i. zie, de konfijt is toch zoo opgeslagen ! -- Genoeg, genoeg! meent Alfred. Niet later dan morgen zal ik het u opsturen. – Gij zijt wel goed, mijnheer ! zegt Penninckx ; gij zijt wel goed ! en hiermede buigt de man diep, doet eenen stap achteruit, terwijl Alfred rechtsomkeer maakt en zich haastig verwijdert.</p>
<p>De . r3den der betrekkelijke inschikkelijkheid van den pasteibakker-schuldeischer, ligt waarschijnlijk hierin, dat hij zijne kamer aan Alfred tamelijk duur verhuurt, en hij er niet zeer op gesteld is eenen klant en commensaal, als dezen, te verliezen. Immers Alfred ontvangt soms vrienden en er wordt alsdan op diens kamer eene goede flesch wijn</p>
</text>
|