Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>ontvlieden.</p>
<p>Te vergeefs ontrukt hij zich aan het lichte dons, kwellende gedachten vervolgen hem verder. Hij herinnert zich nu, maar slechts, als ware het lang geleden, de Plotselinge ontmoeting met het meisje, dat zij naar het hospitaal geleidden. Zij is hem onbekend, Maar toch meent hij hare gelaatstrekken vroeger nog gezien te hebben. Waar? Dat kan hij zich maar niet herinneren. En dan, heeft hij bij zijne thuiskomst niet eenen brief OP zijn nachttafeltje gevonden ? • Nieuwsgierig wendt hij de oogen er henen. Inderdaad een geopende, verkreukte brief ligt er nog. Hij heeft hem dus gelezen, doch hij herinnert zich geenszins den inhoud. Met eene mengeling van nieuwsgierigheid en vreugd neemt hij den brief en herleest hem. Maar, waarom staat hij op eens roerloos ? Waarom spreidt zich op eenmaal eene doodelijke .bleekheid over zijn gelaat en wringt hij krampachtig zijne hand ? Alfred heeft, voor eenige dagen aan. zijne moeder, die hem niets weigeren kan, om geld geschreven. In stede van het gevraagde te zenden, verzoekt men hem dringend en op weemoedigen toon, zonder eenig verwijl var huis te komen. De brief door Alfred's oudsten broeder geschre. ven is echter hoogst welwillend. Te welwillend misschien voor den jongeling, die over zichzelven ontevreden, zich min door eene berisping getroffen zou gevoelen, dan door die overmaat van goedheid, welke hij niet verdient. En, moeder ongesteld ! moeder waarvan hij dien nacht gedroomd heeft: dat zij overleden is, en wier schim hem zoo plechtig toeriep : Alfred, mijn kind, gij dwaalt ; gij hebt het pad der deugd verlaten en gij breekt mijn hart, het hart uwer moeder, die u met zorg en liefde gekoesterd en grootgebracht en in u, haren lieveling, haren jongsten zoon, al haren trots, al hare hoop gesteld heeft ! Het zij ter eer van Alfred gezegd, zijn hart werd week, tranen welden in zijne oogen, bittere tranen en hij nam</p>
</text>
|