Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>geledigd, die de pasteibakker benevens het dessert levert. Loopt de rekening al wat hoog, het kan immers geen kwaad. Hij bezit reeds liet erfdeel zijns vaders ; daarbij, zijne moeder is eene zeer gegoede vrouw, die den pasteibakker zelven bevolen heeft misschien uit vrees dat Alfred zich te kort deed haren zoon maar te geven, wat hij vragen zou. Alfred stapt intusschen driftig voort. Weldra bereikt hij het paleis van justitie, vervolgt zijnen weg langs den Nederkouter, slaat rechts het Verloren-Broodstraatje in en nadert de Bijloke. Alfred herinnert zich wellicht de goede voornemens niet meer, die hij pas een half uur geleden, zoo welgemeend en berouwhebbend maakte ? Toch wel ! Het is blijkbaar dat een hevige strijd in hem plaats grijpt. Zie..., daar houdt hij stil neen ! vastberaden stapt hij wederom voort. Het is zeker, hij zal, hij wil Kaatje uit het « Café de la Biloque » terug zien. Immers, ziet hij haar niet gaarne ? Aan zijne gezellen zegt hij, wel is waar, dat het maar uit tijdverdrijf en kortswijl is ; meermalen zelfs heeft hij bepaald voorgenomen voor goed van haar af te zien ; maar Kaatje is zoo lief en waar zal hij elders heen gedurende de lange winteravonden ! In den zomer zal zulks beter gaan, dan kan men in het veld gaan wandelen.... ; nu, geduld maar tot in den zomer. Bovendien heeft hij den dag te voren geene schuld gemaakt en dient hij er niet het bedrag van te kennen om, na zijne terugkomst, als deftig man te betalen?</p>
<p>Arme Alfred ! wat geeft gij uzelven moeite om de stem van uw geweten, die u toeroept, dat gij misdoet, te smoren ! Keer terug, jongen, misschien is het nog tijd ! Uit kortswijl loopt gij hij Kaatje, maar welhaast zal uwe steeds toenemende genegenheid voor haar tot liefde aangroeien en wellicht tot gloeienden hartstocht klimmen. En, wee u dan ! De liefde die soms den mensch tot de edelste zelf-</p>
</text>
|