Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>zij en terwijl de lastige kinderen aan moeders voorschoot hangen en herhaaldelijk vragen : Moeder, moeder, wie zit er in ? wordt het gewichtige vraagpunt opgelost in den zin, dat het niemand anders kan zijn, dan mijnheer de pastoor of mijnheer Alfred De Neef, de jongste zoon van den gewezen burgemeester.</p>
<p>Zoo worden de eerste huizen voorbijgereden, weldra de kerk. Het dorp is niet groot en bestaat hoofdzakelijk uit eene dubbele rij onregelmatige huizen, van afstand tot afstand, op eenen breeden weg gebouwd. De weg zelf is met evenwijdigstaande oude lindeboomen beplant. Een grasbeemd of een boomgaard ligt voor de meeste huizen, die door hunne ruime stroodaken en lage stallingen en schuren, het landelijk bedrijf der bewoners verraden. Alle de huizen zijn zonder verdieping, maar zoo netjes en zorgvuldig onderhouden als Zeeuwsche hoeven. Wanneer wij zeggen, allen zijn zonder verdieping, bedriegen wij ons, want zie, daar houdt het rijtuig stil voor het ijzeren hek eener hoeve met overgrooten boomgaard, waarover een breed voetpad recht naar de deur van een huis met verdieping heenleidt. Een gansche troep volk komt de deur uitstuiven en loopt op eenen draf naar het rijtuig. Vooraleer de menner van zijnen bok gestegen is, is reeds het portier opengerukt en heeft Ward, de oudste broeder van Alfred diens hand, in zijne knokkelige en door het werk vereelte vuist, geklemd. Hij heeft tranen in de oogen, de arme jongen, in wiens breede borst een teeder broederhart schuilt.</p>
<p>Jan, Alfreds tweede broeder en Wantje, zijne zuster, zijn daar ook ; en Piet de koejongen en Mie-Trees de meid, en Tist Lappers de werkman, zijn er insgelijks ; en Moor, de trouwe hond en Fanny de kat, ook al. En allen drukken hem de hand of verwelkomen hem op hunne manier. 0 ! het is wel te zien, dat Alfred de heer van den huize is. Hij is, wel is waar, de jongste, maar is hij niet geleerd ? Heeft hij niet gestudeerd ?</p>
</text>
|