| Full text |
twee sleutels, waarvan eene aan de oud- en eene aan de
regeerende dekens toekomt.
Evenals we hierboven aanteekenden voor de schiplieden
(4 Mei 1431) vragen en bekomen de houtbrekers (9 Novem-
ber 1435) vermeerdering van het inkomgeld, — dat op 8
oude schilden gebracht wordt, — en vaststelling van een uit-
gangstaks van 4 schilden. En bepaald wordt dat wie in het
houtbrekersambacht is, in geen ander ambacht zijn mag (1).
Noteeren we hier nog een conflict van ons ambacht met
het ambacht van kuipers en schrijnwerkers. Het geschil werd
geregeld door den magistraat op 5 Mei 1441. Het ging om
zeker werk van de «draysseleren» die in het houtbrekers-
ambacht zijn. Bepaald wordt dat de draysseleren zullen blij-
ven maken bedsteden en allerhande werk van week hout,
zooals zij van ouds geplogen hebben, en zullen tot de bed-
steden mogen gebruiken eigen stijlen, maar zullen niet mogen
lijmen, snijden, raseeren, noch sloten, krammen, leden of
eenig zulkdanig ijzerwerk daartoe bezigen, noch koetsen ma-
ken met vleugelen, noch gekante disschen opslaande, daar dit
het ambacht der schrijnmakers toebehoort (2).
4. De Bakkers. — Ons bakkersambacht heeft ongetwijfeld
slecht archief gehouden. Het oudste stuk in het bakkersar-
dhief is van 1492. Blijkbaar heeft de groepeering haar statu-
ten niet doen sanctionneeren door den magistraat. Alleenlijk
wanneer ze hun inkomgeld wenschen te verhoogen (1492)
hebben ze den magistraat noodig. Men herinnere zich ander-
zijds hoe de bakkers als bevoorraders van de eerste levens-
middelen, door de oudere keuren streng gereglementeerd wa-
ren, reden wellicht waarom ze zich niet bij den magistraat
hebben aangediend.
Toch zijn ze vereenigd. Ze gingen in 1399 in de processie.
o
(1) Oud register metten Berderen f° 230 v°.
(2) Tweede oud register in perkament, f° 38 v°.
? |
