Full text |
scheren, alhoewel van het genre van aanvraagster slechts 8 exemplaren
konden worden opgegeven. (3)
Toen de verwarring in de geesten aan het licht kwam, wérd natuurlijk
door bevoegde lui ingegrepen, en ten slotte kwam het zaakje op zijn pootjes
terecht. Wat was er gebeurd: men had — om beters wille — gezondigd
en al wat «enigszins van verre of van dichtbij met boeken te maken had
in één zak gestoken én de vergissing begaan de Openbare Bibliotheken op
gelijken voet te behandelen mei de «Volksbibliotheken».
Wij zijn nu twintig jaar ouder, en... wij. snappen er nog géén sikke-
pitje van. Deze ontdekking staat ons nog tè wachten.
Als men den Nederlander van 1928 de vraag stelt: «hoeveel Openbare
Bibliotheken telt uw land?», dan antwoordt hij- als een Piet Hein zoo fier
«Ben tachtigtal, meneer». Wel, wij zullen dan de kerels zijn, die den armen
bloed doodklappen, met een triomfantelijk: «80, zegt ge, 80? Wij hebben,
er 2600!»
Wie ernstig wenscht tè blijven, zegt tot zichzelf , (als de anderen het
niet hooren): «Daar zit iets achter, dat niet klopt». Hoe meer men er
over nadenkt des te verwonderlijker en ingewikkelder worden de zaken.
De oplossing brengt de overweging natuurlijk, dat wij, zooals Jhr Van
Berensteyn het voor Nederland opmerkte, alle, boekenstelletjes en lilliput-
verzamelingetjes als zelfstandige éénheden, op de onmetelijke statistiekkar
rondrijden. Die alle worden aanzien als uniteiten, alhoewel zij financieel en
bibliotheconomisch niet leefbaar zijn, en nooit tot een eerbiedwaardige
uniteit kunnen uitgroeien. Om dat te doem erkennen zal nog wat .aarde verpord
dienen te- worden.
Wij heeten het klaverblad van 2600 «openbaar», en op weinig na is
de toegang kosteloos. De ' Nederlandsche O.* Leeszaal is over het algemeen
nu juist niet kosteloos. Toch is zij «openbaarder» dan de onze. In feite
leven wij nog voort met de oude volksbibliotheek (4), wij leven er van als
van opgewarmde kost met mieuwe .specerijep, en zij was in wezen, door
haar vergezochte zelfstandigheid anti-demokratisch. Nooit zal men van haar
aangezicht de geboortevlek van de liefdadigheid kunnen wassehen. En ieder
daad onze «openbare bibliotheek» is niet openbaar. Recht heeft gelijk in
zijn werk «Les bibliothèques publiques». Het leeuwenaandeel van het 2600
tal jonkvrouwen staat in vroondienst van een of andere partij, en al laOn
zij eiken inwoner toe, de samenstelling van het boekenfonds (het lokaal)
wijst à priori een gedeelte van de bevolking af. Zij spreken niet tot een
gemeenschap van inwoners; en,zij wordèrt Ontoegankelijk ous blijven
zij gesloten -— door hun sterke kleur. Camouflage die niet vetgoed wpui
dour hèt paar uitzonderingen, die boven den leefregel uitgaan. Nu :s .et
(3) cf De Vrouw en de Openbare Leeszaal. Jlhr Mr Dr E. A. Van Berensteyn in
de «Encyclopedie van het Vrouwenvraagstuk». ,
(4) Der Mohr hat seine Schuldigkeit getart; der Mohr kan gehen,
23 |