Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>toe bestemde afdak. Verzorgd; alles verzorgd! Daar hebt ge ook den toekomenden boer; éen jaar en eenige maanden is hij nog maar oud; doch zie hem eens aan met zijne krachtige, zware, mollige leden.... wat een kerel? Hij houdt eene broodkorst in de hand; maar heeft zeker geenen honger, want hij vergeet er van te bijten. Voor het °ogenblik heeft hij meer lust, om een kieken te pakken. Maar dit kan sneller loopen dan hij.... Daar tuimelt hij in het zand en rolt zich rond, dat het stof opvliegt .... Dat kan geen kwaad een boer moet van heel vroeg met den grond kennis maken! De kleine vindt er ook geen kwaad bij en raapt zich al kraaiende op, zijne korst niet vergetende... Dáar is</p>
<p>een ander kieken; dát hij zal pakken! Telkens hij het nadert, kijkt het dom op; doch schijnt verstandig genoeg om te oordeelen, dat het gevaar niet groot is; slechts eenige stappen wijkt het terzijde, en pikt voort tot het</p>
<p>weer verjaagd wordt. De haan schijnt echter minder geduld te hebben en komt ter hulp. Hij zet zich schrap op de pooten en kraait.... Hoor den kleine nu plezier hebben en jubelen ! Pakken, dien koekeloekoe.... pakken! En begeerig steekt hij de dikke pollen vooruit. Maar nu wordt de haan de broodkorst gewaar en springt omhoog en slaat den kleine met de vleugels véor het gezicht, zoodat deze verschrikt achterover tuimelt, terwijl de haan klokkend zijn gezin samenroept, om den veroverden buit te deelen</p>
<p>Lachende zit boer Dierckx het aan te kijken.... Kwaad is de kleine nu op koekeloekoe, en komt, met de vuist den roover dreigende, op hem aan om zijn beklag te maken. Hij neemt hem op de knie, en zet mee eene vuist tegen den haan, en sust en streelt den kleine.... Wat een kerel is dat..., wat een kerel</p>
<p>DE BOER DER SCHRANSE.</p>
</text>
|