Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>dat zij .... de bruid des Heeren zal worden.... voor goed, en voor immer. Dat zal de laatste dag zijn, dat zij aan de aarde toehoort.... Zal haar vader dan niet komen.... om getuige te zijn van haar geluk? .. .</p>
<p>En het zijne dan'? ... Daaraan dacht ze niet! Ook zou ze dien dag hem gedenken in hare gebeden ... . opdat de Heer hein genade zou verleenen .... En zij vergeeft hem, dat hij haar tegengehouden heeft in hare roeping daar zulks voor haar eene beproeving te meer was en eene oorzaak van verdiensten. ... En zij vraagt hem ook vergiffenis voor het leed, dat zij hem zou aangedaan hebben ook zonder het te weten ....</p>
<p>„Zonder het te weten ! .... Naar den duivel, tang......' En het papier woest ineenfrommelende, wierp hij het de meid naar het hoofd. „Zeide ik het u niet, wist ik het niet ”</p>
<p>Jawel; maar wat kon zij, de meid, dat gebeteren ? Daar zij evenwel zag, hoe diep ongelukkig de man was, had zij den moed niet het kwalijk op te nemen. Zij had integendeel wel kunnen aan 't grijzen gaan, nu zij hem daar zoo droef zag neerzitten, wegdwalende in pijnlijke herinneringen, en diep zuchtende.</p>
<p>Het was voor haar eene groote verlichting den armen man te zien opstaan om naar zijne slaapkamer te gaan. Nu had zij ook gelegenheid, om zelve den brief te lezen.... En ook zij was verontwaardigd .. . .</p>
<p>»En dát is eene dochter? Foei, l3</p>
<p>Heel den nacht spookte de inhoud van den noodlottigen brief door den geest van den armen Dierckx. Eerst tegen den morgen vonden de afgetobde geest en het uitgeputte lichaam eenige rust, en toen hij, later dan gewoonlijk, de keuken binnentrad, waar de meid hem wachtte met het ontbijt, verschrikte deze; zóo ontdaan en ziekelijk zag hij er uit.</p>
<p>DE BOER DER SCHRANSE.</p>
</text>
|