Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>„Maar ge kunt niet weten; zij is nog altijd niet geprofest,” bracht deze in ,Zij kan nog altijd ...."</p>
<p>„Terugkomen uit het klooster? Mensch, ge kent het schepsel niet! .... En al zou ze terugkomen ; ,ik wil ze niet meer .zien onder mijn. oogen !</p>
<p>„Dat zijn woorden, man, en geen goeie! Nu, als ge niet nieuwsgierig zijt, eet dan maar eerst.”</p>
<p>Maar eten ging evenmin als den brief lezen.</p>
<p>„Wel zit daar niet als een kind, dat niet weet wat het wi1.... Doe het een of het ander. Misschien ook is zij ziek .. .”</p>
<p>„Ziek 1” herhaalde hij, den brief opnemende „Ziek ?</p>
<p>„Wat zijt gij toch een wondere mensch ! Zijt ge dan bang van een stuk papier? En dat .een man van uwe jaren!” schertste de meid</p>
<p>Ja, bang van dat stuk papier, wezenlijk bang. Zij moest eens ziek zijn; zou het dan niet slecht zijn van hem, den brief niet seffens opengedaan te hebben? Ze moest waarlijk eens van gedacht veranderd zijn en willen terugkeeren Voor veel was het te laat; veel was niet meer te veranderen .. Maar dat kon immers niet! Die brief bevatte zeker dat zij meer dan ooit overtuigd was van hare roeping, en wat verder de vorige brieven hadden bevat: bitterheid voor troost en liefde En dan ware het beter hem niet té openen, en zich andermaal kwaad bloed te maken, dan liever hem in 't vuur geworpen Bang was hij van dat stuk papier....</p>
<p>»Wil ik hem dan lezen?" vroeg de meid.</p>
<p>Neen, dat wilde hij niet. Haastig brak hij den omslag open, overliep het schrift en zuchtte ....</p>
<p>Ziet ge wel? ...."</p>
<p>Zóo gelukkig is zij, zóo gelukkig, en vast besloten. . En eindelijk zal de zoo vurig gewenschte dag aanbreken,</p>
<p>DE BOER DER SCHRANSE.</p>
</text>
|