Full text |
enkele algemene aspecten van de momentele toestand in ons land, zonder echter,
wat misschien wel boeiend én leerzaam zou zijnB- en dit wéér bij gebrek aan het
nodige materiaal — het vraagstuk te benaderen „vom Kinde aus , methode die
bij sommige enquêtes naar de lectuur zo succesvol bleek en ook hier allicht heel
bijzondere perspectieven zou openen.
$
P| p
Enkele jaren terug hield G.A. van Riemsdijk, de toenmalige directeur van de
Amsterdam o.b., een klemmend pleidooi voor „nieuwe bibliotheken voor nieuwe
mensen”, vertrekkend van het axioma dat het huidige lezerspotentieel van de
openbare bibliotheken in menig opzicht zeer sterke verschillen vertoont met dat
van enkele decennia terug, en beogend tot een her-denken en her-oriënteren van
het openbare-bibliotheekbeleid te komen, aangepast aan deze nieuwe verhoudingen.
Wil een instituut als de openbare bibliotheek niet in een wereldvreemde situatie
worden teruggedrongen, dan dient ze voortdurend de mentaliteitsverschuivingen,
die zich in het maatschappelijk bestel voordoen, te registreren, en uit die vast-
gestelde wijzigingen de nodige consequenties te trekken en na te gaan hoe de toe-
komstige practische realisaties dienen aangevat. Het hoeft geen betoog dat zulks
in even intense mate geldt voor de jeugdbibliotheken, omdat ook hier een besten-
dig bepalende interactie tussen instituut en „publiek” aan de gang is. Niemand
zal allicht betwisten dat de consumenten van de moderne jeugdbibliotheken in
menig opzicht zeer diepgaande verschillen vertonen met deze van, laten we zeggen,
een dertig à veertig jaar geleden, zodat ook hier zowel in sociologisch als in
psychologisch opzicht inderdaad van „nieuwe mensen” kan worden gewaagd.
De huidige jeugd, en daar horen ook de 7- tot 14-jarigen bij, is wereldwijzer,
kritischer, nuchterder, geblazeerder en tevens oppervlakkiger soms dan haar leef-
tijdgenoten van jaren terug. Ze leeft in een andere meestal minder hechte en
minder warme gezinssfeer. Ze heeft indirect deel aan een gestegen welvaartspeil,
krijgt in doorsnee een niet onaardig zakgeld dat vrijwel ongecontroleerd kan
worden besteed, zodat ze meteen tot een niet te onderschatten factor in hét
economische proces uitgroeit. Ze is geboren en opgegroeid mét de doorbraak van
de massacommunicatiemedia, ze lééft met de TV en de film en de radio, en han-
teert die in het algemeen veel nuchterder dan vele volwassenen het weten te doen.
Ze bezit een eigen bandopnemer, een eigen transistorradiootje, een eigen platen-
speler, en ze versiert de muren van het eigen kamertje met foto’s van filmsterren,
sporthelden, chansonniers of een immer vernieuwende scala van binnen- en
buitenlandse „yé-yéërs”. Ze raakt meer dan vroeger geïntegreerd in het leven
van jeugdorganisaties en vervangt de kinderspelen-buiten H u weet wel : knikkeren,
hinkelen, verstoppertje, bikkelen, hoepelen e.d. door actieve sportbeoefening of
fietstochtjes. Ze bezoekt met de ouders concerten en toneel- of variétévoorstellingen,
trekt er tijdens de weekeinden met de auto mee op uit en wordt meegesleurd in
de jacht op statussymbolen van de ouderen. Ze reist ■*- bitter jong soms nog —
met caravan, TEE of zelfs vliegtuig mee naar het zuiden van Frankrijk, waar ze
onvoorbereid wordt geconfronteerd met de Romaanse bouwkunst of met jonge
dames in minuscule badpakjes, of rukt mee Italië binnen om met open mond de
pre-Rafaëlieten te bekijken of de resten van de klassieke oudheid. En zij weet
ook iets af van de taaltwisten in ons land, van de afzetting van Kroetschew, het
Goldwaterextremisme, de om de aarde draaiende kunstmatige satellieten, het Con-
cilie, geruchtmakende echtscheidingen, assisenzaken en verkiezingen van Miss
zus-en-zo, en van vele andere zaken nog die integraal tot de wereld der volwasse- |