Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>NEG ENDE HOOFDSTUK.</p>
<p>PROLETARIËRS-OPSTAND TE GENT.</p>
<p>Gent is aan ons hof niet zeer bemind en niet ten onrechte. Waarlijk, onze geboortestad heeft het nog al verdiend door onze koningen met een donker oog aanzien te worden, iets waarover vele Gentenaars en wij eerder gevleid dan gestoord zijn.</p>
<p>Wij beweren niet dat onze stad een revolutionnaire oven is – als Parijs, ô neen, zoo ver zijn wij nog niet gekomen, alhoewel wij volle hoop hebben daartoe te geraken, maar niemand zal loochenen dat er toch bij een deel der werkersbevolking iets van dat strijdlustige, van dat opstandsgezinde leeft, dat onze geboortestad tot zulk een hoog revolutionnair standpunt in de middeleeuwen gevoerd en hare geschiedenis evenals die van een machtig rijk onsterfelijk gemaakt heeft. Neen, vijf eeuwen van verval, van vreemde verdrukking en priester invloed waren niet bij machte geweest al het Artevelde's bloed in kernmelk of gewijd water te veranderen en van na het gelukken des opstands te Brussel in 1830, vertoonde zich onder onze bevolking het oproerig karakter, dat de zonen van Artevelde in vroegere eeuwen zoo onderscheidde, zooveel vrijheden verworven en zooveel rampen op den hals gehaald heeft. Na het vluchten der Hollanders uit Brussel toonden zich hier de elementen van vijf partijen, die gedurende bijna een jaar, allen overhoop, tegen elkander streden, of bonden vormden om de eene of andere partij te verpletteren. De orangisten, door de voordeelen die koning Willem aan de Gentsche nijverheid had gegeven, telden hier zeer vele aanhangers onder de fabriékanten en andere burgers en bij pen zeker deel des volks. Dan had men de groote massa kleine</p>
</text>
|