Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>0, waarde lezers, ik bid u, laat mij nog een oogenblikje hier over uitwijden ! In het vorig hoofdstuk maakte ik eene vergelijking tusschen De Potter en Necker en tusschen onze omwenteling en die des Franschen volks in 1789. Ja, daar – tusschen was een hemelsbreed verschil, maar tusschen de opstand der Gentsche wevers en spinners in de jaren 1830 en 11831 en dien der Lyonsche zijdewevers in 1831, bestond er niet het minste onderscheid. Beide braken uit korts na eene omwenteling die het volk buiten de schuur slot, waar zijn oogst verzameld en gedeeld werd, beide hadden werkgebrek, klein loon en honger tot hoofdbron en vonden gewapende legers en gewapende burgers tegenover zich. Beide waren de bloedige voorbode eener wereldsche omwenteling van nietsbezitters. Waren Onze burgers verschillend van de Franschen der verledene eeuw, het is omdat zij de politieke rechten van den bourgeois, de Rechten van den Mensch, niet meer aan een adel- en priesterstand moesten ontnemen, om ze als basis der nieuwe Staten te doen dienen, niet meer revolutionnair tegenover het verleden moestenzijn, maar enkel die reeds veroverde en aangenome rechten voor hun te doen gelden hadden. Maar de tijden waren veranderd. Terwijl en nadat de Fransche omwenteling de gronden en goederen der edelen en kerkelijke genootschappen aan den meestbiedenden verkocht en zoo van eenige groote kapitalen en bezittingen vele kleine fortuinen en brokjes maakte, deed het menschelijk genie de ontdekking van de stoomkracht in Watt's geest groeien, werden telegraphen, ijzerenwegen en al die schitterende uitvindingen geschapen, die maar leven konden in eene maatschappij van groote nijverheid, dus van groote kapitalen en groote bezittingen. En de ontwikkeling der ekonomieke toestanden, die de mekanieken, ijzerenwegen, stoombooten, enz., in alle landen schiepen, zich niet bekreunende om den landaard, de natuurgesteldheid, den geest, het denken, het gelooven der bevol-</p>
</text>
|