Full text |
worden herzien. Het ontwerp en de eerste behandeling in het Parlement
laten ons geen enkele reden tot optimisme. Maar alvorens hierover in
bijzonderheden te treden is het noodzakelijk even te blijven stilstaan bij
de wet op de openbare bibliotheken in het algemeen en bij deze van 1964
in het bijzonder.
De eisen van de Deense maatschappij gesteld aan de openbare biblio-
theken, vinden hun uitdrukking in de wetten op de openbare bibliotheken.
Wij kregen zo n wet in 1920. Gedurende jaren is deze wet van beslissend
belang geweest. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de open-
bare bibliotheek eenrichtingsverkeer vanuit de wet is geweest. Er is een
nuttig samenspel geweest tussen de ontwikkeling van de maatschappij
en de dynamiek van de bibliotheken enerzijds en de eerder elastische
regels van de wet anderzijds. Nieuwe richtingen die groeiden werden
gelegaliseerd tijdens de verschillende herzieningen van de wet. Naast de
bibliotheek heeft de wetgeving belangrijke bibliotheek-politieke principes
gelegaliseerd wanneer de tijd daartoe rijp was. En soms is het gebeurd,
dat de wet bij machte was de activiteit van een bibliotheek te beschermen.
De huidige wet op de openbare bibliotheken dateert van 1964. Volgens
die wet is het doel van de openbare bibliotheken de algemene culturele
activiteiten, de informatie en vorming te bevorderen. Het principe, dat het
gebruik van de openbare bibliotheek gratis is, ligt vast in volgende clau-
sule : door gratis te voorzien in boeken en ander geschikt materiaal”. De
woorden ”en ander geschikt materiaal” omvatten audio-visuele media die
nu op gelijke hoogte als de boeken worden geplaatst. Het recht op gratis
ontlening overal, maar rekening houdend met iemands vast adres, is gelega-
liseerd. Elke gemeente moet een openbare bibliotheek voeren — alleen of
in samenwerking met andere gemeenten ; de bibliotheekdienst wordt dus
verplicht. Elke gemeente met meer dan 5000 inwoners moet over een full-
time bibliotheek beschikken, dus ook professioneel gevormd, en full-time
bibliothecarissen met de nodige assistentie te werk stellen.
Wat het financieel aspect van de zaak betreft, is de huidige toestand in
et Deens openbaar bibliotheekwezen het gevolg van een goede samen-
werking tussen de staat en de plaatselijke autoriteiten.
Sedert 1920 is het de plicht van de Staat geweest subsidies te verlenen
an ae gemeenten om de uitgaven van de bibliotheken te dekken. Inge-
Y5iu van verleent de staat een tussenkomst van 1/3 van de
totale bibliotheekuitgaven.
wmmmm deze zeer vereenvoudigde beschrijving van de wettelijke
t^n iir«h? 9 ma?ï Yandaa9. zal ik nu trachten enkele belangrijke pun-
ten te lichten uit het huidige voorstel tot herziening van de wet.
Laten we beginnen met de financiën.
Drinri^ordt ®en voorstel tot wijziging van het staatstoelage-
w/flt nonno a an' de *oekomst zou de staatstoelage gegeven worden in
een iaarliikqp een 9*obaa,Pakket”. Zulk een globale toelage zou in
Er zSf n£ 8 SOm aan de Plaatselijke autoriteiten worden uitbetaald.
einden biivoorh^iÜ16^ bapaald” worden, gegeven voor speciale doel-
nden, bijvoorbeeld voor de openbare bibliotheek. De Staat zou niet
38 / Bibliotheekgids — Jg. 51_Nr. 1__1975 |