Full text |
verkoop van boeken in de "Valk” in 1937. De resultaten van het verbeterd boekenfonds
en de betere ontsluiting bleven dan ook niet uit. In 1936 leende de Stadsbibliotheek 6.364
uit; in 1937 reeds 13.000. Het boekenbezit is gestegen tot 9.700. Wat de competentie en
de ijver van één man al niet kunnen bereiken. Toch rijzen er weer nieuwe problemen. Door
een legaat van Baron Caroly is het mogelijk het stedelijk museum te verbouwen en te
vergroten. Daarom dient de bibliotheek de eerste verdieping te ontruimen en gaat op zoek
naar een nieuw onderkomen. Dokter Bouwens, voorzitter van de Openbare Onderstand
op dat ogenblik, heeft twee voorstellen: nml. ”het St.-Jacobsgodshuis in den Kleinen
Briel” en ”het Wezenhuis, hoek Wijngaardstraat en Huibrechtstraat.” Bij gebrek aan beters,
moest de bibliothecaris, benoemd sinds 1 november 1938, tijdens de Paasvacantie verhuizen
naar dit onpractische en vochtige gebouw. De huurprijs bedroeg 4.000 fr. en zou dan maar
van de toelage afgetrokken worden. Men noemde het een tijdelijk onderbrengen, een
noodoplossing. Rond die tijd ook wordt er een nieuwe beheerraad geïnstalleerd, bestaande
uit L. Van Boeckei, voorzitter, en de heren E. Deweert, F. Ceulemans, J. Van Hoof, G.
D’Hulst, O. Van der Hallen, J. De Deken en F. Timmermans.
Naast het probleem van de slechte behuizing, stond deze beheerraad nog voor andere
problemen, die geregeld aan de orde komen: de onregelmatige betaling van de stad,
personeelsgebrek, de wedde-aanpassing voor de bibliothecaris.
De bibliothecaris is zo overbelast door een steeds stijgende toeloop tijdens de uitleentijden
dat in 1939 een politieagent, C. De Feyter ”die een gestudeerde is’, een helpende hand
komt toesteken.
De oorlogsjaren.
Men moet rekening houden met de oorlogsjaren. Er worden dan ook maatregelen voorzien
om kostelijke en zeldzame werken in geval van ontruiming of in geval van een gewapend
conflict te behoeden. Een deel van deze werken zullen in de kelders van het stadhuis een
veilige bergplaats vinden tijdens de tweede wereldoorlog. Meer en meer Lierenaars vinden
de weg naar de stadsbibliotheek : 487 in 1939, 538 in 1940, 917 in 1942.
Krachtens een verordening van 1940 werden alle anti-Duitse boeken verwijderd en werd
een lijst ervan aan het gemeentebestuur gegeven. Ingevolge een verzoek van de Rector
van de Leuvense Universiteit, werden enkele jaargangen van tijdschriften geschonken.
De overbelasting van de bibliothecaris en zijn politionele hulp hield aan. Immers 175
uitleningen in een gesloten kastensysteem op 2 uren tijd kunnen niet anders dan een
hele heksentoer geweest zijn. Daarom werd er een vierde wekelijkse uitleendag ingevoerd
in december 1940. Weddeverhoging, voor de mensen die twee uren per week meer pres-
teren, zit er niet in. Wel worden er plannen gemaakt om een leeszaal te openen. Immers
de Provincie geeft een subsidie van 10 fr. voor elk uur dat de leeszaal opengesteld wordt.
De eerste verdieping van de bibliotheek zal daartoe ingericht worden. Op zondag, 17
augustus 1941 wordt de leeszaal plechtig opengesteld in de aanwezigheid van de Schepen
J. van Orshaegen en de provinciaal inspecteur E. Van der Hallen. Er wordt hulp beloofd
maar die zal dan moeten betaald worden van het geld, opgebracht van de leeskaarten.
De bibliothecaris en het stadsbestuur hadden elk een rijtje kandidaten. Door de druk van
de provinciale inspecteur werd een pro-Duitse h ulpbibliothecaris genaamd Pijlijzer
opgedrongen. Op 2 mei 1943 wordt het duizendste lid ingeschreven : Mevr. Franckx-Van
Haver, die een verrassingsprijs krijgt, nml. werkjes van Anton Van de Velde.
In de winter van 1942-43 geraakt de stadsbibliotheek maar niet aan steenkolen, schimmel-
vlekken verschijnen op sommige boeken. Om de uitlening niet te moeten stoppen koopt
men een electrisch verwarmingsapparaat. Men begint te denken om een kinderboekerij
Bibliotheekgids — Jg. 51 — Nr. 1 — 1975 / 29 |