Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>dekt te worden, omdat hij zich in eene volledige duisternis bevond. Daar zaten verscheidene mannen die, te oordeelen naar de pracht hunner militaire kleeding, tot de hoogste bevelhebbers van het Hollandsch leger behoorden. Zij spraken geen woord maar wisselden onderling onrustige blikken. Van tijd tot tijd keerden zij zich naar een nog jeugdig man die, in diepe gepeinzen verzonken, in een leuningstoel nederlag. Zijne houding en wezenstrekken verrieden ongerustheid, wrevel en lijden. Het was alsof hij onder een erg verdriet gebukt was. Somtijds schudde hij het hoofd, als wilde hij een pijnlijk gedacht verdrijven, of te kennen geven dat het bij hem opgekomen denkbeeld niet deugde. Dit duurde zoo eenigen tijd toen er heel voorzichtig op de deur werd getikt,welke op den koer uitkwam. Een oude generaal stond recht en begaf zich naar de deur om te zien wie daar klopte. Een luitenant bevond zich voor hem en fluisterde hem eenige woorden toe, waarop de oude krijgsman een teeken van afkeuring gaf, dat weldra in ongeduld veranderde, wanneer de luitenant scheen aan te dringen. Wij :weten niet op wat die stille redetwist zou uitgeloopen zijn, ware er op eens geen derde persoon, insgelijks een legeroverste, op het tooneel gekomen. De oude krijgsman ging tot hem en vroeg : Kolonel, gij wilt den prins spreken. Ja, generaal, het is dringend noodig. Het is onmogelijk, de prins rust en heeft verboden hem</p>
<p>te storen. Maar het moet, generaal, ik kom van Gent als gevlogen ; van dit onderhoud en van 's prinsen besluit kan het• bestaan van ons garnizoen afhangen. -- Toch kan het niet, de strengste bevelen zijn gegeven. Maar dit is hier een meer dan buitengewoon geval. liet is de hertog van Saxen-Weimar die mij zendt, generaal. -- Gij kent den prins, kolonel, en gij weet hoe hij zijne</p>
</text>
|