Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>En met die woorden liet hij zich nog dieper in zijn leuning, stoel zinken. Die uitroep had verslagenheid onder de aanhoorders gebracht; hij kwetste hun, maar liet aan allen weldra zien hoe hachelijk de toestand en hoe ver de hoop op overwinning bij den prins gedreven was.</p>
<p>De kolonel, die daar niets wist op te zeggen, zijne taak geëindigd ziende, verliet langzaam de kamer, nog altijd onder den indruk van hetgeen hij kwam te hooren. Toen hij op den drempel stond, kwam op eens een ander generaal, die door een gebaar de woorden van den prins had afgekeurd, bij hem en sprak : Kolonel,wilt gij aan uw land een grooten dienst bewijzen? Generaal, beveel, ik zal trotsch zijn dat gij aan mij hebt gedacht, antwoordde deze met warmte. -- Vlieg terug naar Gent, en verzoek den hertog van Saxen-Weimar direkt, direkt naar Brussel te komen. Zoo was ook zijn oordeel toen de generaal hem zou gezonden zijn, generaal. Goed. Zeg dat hij seffens, seffens kome, houdt gij de stad eenige dagen in bedwang; dat hij dadelijk kome, want hij is de eenigste die het moraal van den prins verheffen kan. Is de toestand zoo hachelijk, generaal? -- Men wil hier den strijd opgeven, de geestkracht van den hertog is het eenigste waar er nog op te rekenen valt. Vlieg. Reken op mij, generaal. Luitenant, riep de generaal tot den officier, die op de deur getikt had, luitenant, hebt gij nog geene tijding van generaal Kort-Heyligers? Neen, generaal, hij moet met zijn leger of aangevallen of verloren zijn geraakt, hij is niet te vinden (1). Geef nieuwe bevelen, luitenant, spoed, spoed! dat men zoeke en vinde !</p>
<p>(1) Zie THEODOOR J LISTE, Hisloft e de la Révolution de 1830.</p>
</text>
|