Full text |
NEU
boeken, door Plantijn gehouden, ontleen ik eenige feiten;
die als verklarende-aanteekeningen op de Inleiding tot het:
oudste woordenboek onzer taal mogen dienen.
Het eerste en gewichtigste punt, dat voor ons ophel-
dering verdient en dat Plantijn geheel in het duister liet,
is de naam der vier personen, wien hij de taak opdroeg elk.
op ssigen. hand. zijn: aandeel tot het woordenboek. te
leveren.
De eerste der vier, zegt Plantijn, vond goed al de
woorden en eenige volzinnen uit het Latijnsch-Fransche
woordenboek in het Vlaamsch over te zetten. En verder :
eenigen tijd nadien’ bracht de eene mij als proef van zijn
werk de Latijnsche woorden in het Vlaamsch overgezet.
Ik kwam deze juist te drukken na er de Fransche en Griek-
sche woorden bijgevoegd te hebben. » De laatste volzin is in
Plantijns inleiding verre van klaar te zijn. Hij duidt echter
zonder eenigen twijfel op het drukken van het Diction-
nariwm Tetraglotton — het Latijnsch- Grieksch- Fransch-
Vlaamsch woordenboek, — dat Plantijn in 1562 uitgaf,
en waarvan hij in de voorrede zegde, dat hij om het te
maken al de woorden uit de Latijnsche woordenboeken
verzameld had, gedeeltelijk met eigen hand, gedeeltelijk.
met vreemder hulp, en dat hij ze in het Fransch en het
Vlaamsch had laten overzetten door een geoefend man.
(vir quidam exercitatus). Dat die man dezelfde was als die,
welke voor den « Schat der Neder=duylscher spraken» de
Latijnsche woorden in het Vlaamsch overzette is wel niet
bewezen, maar toch hoogst waarschijnlijk. Hij toch had
het werk reeds gedaan en moest liet dus gemakkelijker:
herdoen ; hij had bewijzen van bekwaamheid gegeven :
waarom zou nu een ander zijne taak gaan onder handen’
nemen hebben ? Wat er van zij, die eerste medewerker tot
0 —
= Plantijns Nederlandsch. woordenboek is ons met zekerheid
bekend. Het is niemand anders dan Cornelis van Kiel of
_ Kilianus, de beroemde taalgeleerde, die sedert 1558 in
Plantijns dienst was.
Op zondag 23°" November 1563 teekende Plantijn in
zijn Livre des affaires aan :
Diectionnarium Latino-Gallicum, in=f°, Paris, debiteur
par casse .… bne LAN Sp,
Jay achapté ledict nrd en Heine (dat is : ongebonden)
3 4. 15 pat. et lay délivré, dès le 25 septembre, à Cor-
neille Van Kiele pour en traduire le francois en flameng. »
Van Kiel zou volgens dezelfde aanteekening 9 stuivers
per cahier krijgen, en Plantijn zou hem 5 gulden kwijt-
schelden, welke van Kiel hem nog schuldig was; daarbij
zou Plantijn op het einde des werks nog 10 gulden betalen.
Den 28°" November1563 had van Kiel 12 cahiers afgeleverd
en daarvoor 5 gulden 8 stuivers ontvangen. Gevoegd bij
de 5 kwijtgescholdenguldens en de 3 gulden 15 st, die het
Latijnsch-Fransch woordenboek gekost had, maakte dit
de 14 gulden 3 st. uit, die Plantijn aanteekende. Van Kiel
eindigde zijne taak den 16° September 1564. Plantijn
betaalde hem alsdan de 36 laatste cahiers en de de gulden
drinkgeld.
De eerste medewerker van van Kiel was Andries
Madoets, die als corrêctòr bij Plantijn in dienst getreden
was den eersten April 1564. Hij schikte alsdan de kassen
der Hebreeuw sche letters en las de proeven van Jan Isaac’s
Hebreeuwsche spraakleer. ‘Reeds den 20 Mei daaropvol-
gende werkte hij aan het Vlaamsche woordenboek. Dien
dag toch teekende Plantijn in zijn Zivre des Owvriers aan :
André Madoets. Le 20 may pour 14 journées à 6 patars
par jour eta besongnéen Grammatica Isaaci et le reste
? |