Full text |
bevatte 765 in plaats van 240 bladzijden. In de voorrede
geeft“ Kilianus het voornemen te kennen om de zegswijzen
van elk der Nederlandsch sprekende gewesten in zijn. woor-
denboek op te nemen, en dikwijls in den loop van het werk:
geeft hij dan ook de plaatsen op, waar: het eene of andere
woord in gebruik is. Hij stelt zich daärbij- voor doel de
spreek wijzen van de verschillende gewesten. met nauwge-
zetheid in ééne en dezelfde Brabantsche schrijfwijze over
te brengen. Woorden van vreemden oorsprong. verzond
hij naar heteinde van zijn boek. Men ziet, dat hij hier:
niet alleen wetenschappelijk te werk ging, maar dat. hij
‘klaarder dan Plantijn het besef had van den dienst, welken
zijn woordenboek aan zijne taalgenooten bewijzen kon.
Plantijn had slechts gedacht aan het voorzien in. eene
stoffelijke behoefte ; ‘Kilianus hield de zedelijke behoefte
van zijn ‘volk in het oog, en wilde het zijne bijdragen om
de eenheid zijner moedertaal op stevige grondvesten te
stichten, En, wij mogen het tot zijnen lof getuigen, nie-
mand droeg hier meer toe bij dan hij. —
De derde uitgaaf van Kilianus’-woordenboek in. 1599
onder den titel van Ztymologicon Teutonicae Vinguaein de
‚Plantijnsche drukkerij verschenen, was weder vollediger
dan de twee vorige: Het museum Plantin-Moretus bezit het
exemplaar der tweede uitgaaf, op wiens ‘randen Kilianus
zijne bijvoegsels schreef voor de derde uitgaaf, en deze zijn
waarlijk niet gering in getal. Het boek telt eene blad-
„zijde minder dan in de tweede uitgaaf, maar het formaat is
„van 100 tot ruim 150 vierkante centimeters vergroot.
Waar het pas geeft worden nu bij de Latijnsche vertaling,
d niet alleen Fransche of Duitsche, maar ook Engelsche of
. Angelsaksische, Spaansche, Italiaansche en Grieksche ver- _
« talingen gevoegd, om der gemeenschappelijken oorsprong te
zit RE
doen uitkomen. Het verschil tusschen den Z'hesaurus van
Plantijn en het Etymologicum van Kilianus is dat het eerste
veel meer volzinnen vertaalt en het laatste veel rijker is
aan woorden en dus als woordenboek van grooter nut.
De uitgaaf van 1599 was de laatste en de beste, die
Kilianus van zijn werk gaf. Hij was den 6°" Maart 1558 in
dienst getreden bij Plantijn, en was bij hem en bij Jan
Moretus, Plantijns schoonzoon en opvolger, en werkzaam
gebleven tot aan zijnen dood, die- den 15° April 1605
voorviel. Voor verdere levensbijzonderheden verzenden
wij naar de verdienstelijke levenschets van van Kiel,
die de heer P. Génard liet verschijnen, in het tijdschrift
de Toekomst en in 1874 afzonderlijk uitgaf. Laat ons
hier enkel opmerken, dat Kilianus door zijne meesters
geacht en bemind, maar immer als een soort van werk-
man beschouwd werd. Zijn naam wordt regelmatig vermeld
tusschen die der drukkers en zetters; hij was correcteur ,
maar hij-had met eenen het toezicht over den alm der
drukkerij, en was dus eene soort van meestergast, alhoewel
hij niet meer,„won dan de andere gasten. In het begin ont-
ving hij slechts 18 stuivers in de week, buiten den kost en
de‚woning; terwijl de andere werklieden gemiddeld twee a
drie gulden vin de week wonnen zonder den kost. In 1571
won hij 30 stuivers in de week, in 1583 honderd en in
1592 honderd vijftig gulden per jaar. Waar Plantijn zijne
goede vrienden aan tafel noodigt, is Kilianus er niet bij;
waar aan buitenlandsche geleerden groeten gebracht
worden van de Antwerpsche letterkundigen, blijft zijn naam
onvermeld ; Plantijn gaf hem bij uitzondering geene zijner
dochters ten huwelijk, alhoewel de meeste zijner inwonende
medewerkers : Frans van Ravelingen, Jan „Moeretorf en
Gillis Beys,er eene huwden, en er buiten deze drie nog twee
? |