Full text |
— Ô —
„le woorden, die hij geschikt achtte, om in het nieuwe
woordenboek ‘te worden opgenomen, bracht zein alpha-
betische orde en voegde er eene-Latijnsche vertaling bij.
De vierde handelde ook volgens zijn eigen goeddunken.
Eenigen tijd nadien bracht de eene mij als proef van zijn
werk de Latijnsche woorden in het Vlaamsch overgezet. Ik
kwam deze juist te drukken, na erde Fransche en Grieksche
woorden bijgevoegd te hebben. wanneer een nieuwe
tegenslag geheel het werk kwam stremmen. Weder eenigen
„tijd nadien hernamen wij nieuwen moed, en eenige der vier
‚aannemers brachten mij hun werk. Ik deed het hun met
„elkander vergelijken, en beval, dat zij bij het meést
„geschikte exemplaar de woorden zouden voegen, die zij
dachten er te. kunnen bij te pas brengen. Toen men
dit deëd, vond men er zooveel, dat de randen van het papier,
hoe breed zij ook waren, al spoedig vol waren, zoodat wij,
tusschen elk blad, wit papier moesten aanbrengen en
naderhand het geheele herschrijven, alvorens het ter
pers te leggen. Ik begon dit alsdan te doen, en toonde er
zekere bladen van aan mijne vrienden, wien zij meer
bevielen dan mij zelven, en ziende, dat elke dag er iets
nieuws bij bracht, staakten wij niet alleen het drukken,
maar als een bouwer, die een erfdeel komt te ontvangen en
zich nu al te kieskeurig gaat toonen, veroordeelde ik’ de
gedrukte bladen tot de vuilmand, en besloot de plans van
mijn woordenboek nog eens te doen overzien en volledigen,
om het van eerst af zoo volmaakt mogelijk te maken.
Later, zegt verder Plantijn, kwam ik tot het inzicht, dat
het onmogelijk was in eens een volmaakt woordenboek te
maken voor eene moderne taal, die er tot dus ver nog geen
bezat, en besloot ik de kopij maar te laten drukken, welke
\k had, om aldus eene eerste proef van Vlaamsch woorden-
ee
ed
boek te leveren, die later gaandeweg zou verbeterd en
vermeerderd worden.
Over vijf jaar (juister over zes) liet ik de twaalf eerste
vellen drukken, maar nieuwe moeilijkheden dwongen mij -
alsdan nogmaaals het werk te staken tot in Juni U. (1572).
Toen ik na-de voltooiing van den grooten koninklijken
Bijbel de handen wat vrijer had, deed ik het afdrukken
voortzetten en voltooien, zonder toe te laten, dat er iemand:
nog iets bijvoegde of veranderde aan de kopij, die reeds
zoo dikwijls herschreven was:
Plantijn schreef deze voorrede in vorm van opdracht
«aan Mijne Heeren de Opzieners, Dekens, en achtbaar
College der gilde van S. Ambrosius », eene gilde, die uit
de vereenigde schoolmeesters van Antwerpen bestond. Hij
dagteekende ze van-den 13°" Februari 1578, De druk was
geëindigd op den 29e" Januari voorgaande volgens de dag-
teekening der laätste bladzijde.
Zijn boek maakt een kwartodeel uit van 70 vel of 280
bladen, waarvan het laatste niets dan het Plantijnsch :
drukkersmerk bevat. Het geeft het Nederlandsche woord
en laat het volgen door eene Fransche en eene Latijnsche
vertaling. .
De uitvoerige en merkwaardige voorrede van Plantijn …
geeft ons kostelijke en menigvuldige inlichtingen over de
wijze, waarop de P'hesaurus Theutonica lingua of de
Schat der Neder-duytscher spraken ontstond. Ik heb echter
beproefd, of het niet mogelijk ware, de geschiedenis van
het boek op sommige punten nog wat te volledigen en
nauwkeuriger te ‘bepalen wat Plantijn eenigszins in het
onbepaalde” liet. Het archief van het Museum Plantin-
Moretus, dat mij bij dien arbeid ten dienste stond, leverde
mij hiertoe de gewenschte stof, en uit de verschillende
? |