Full text |
Bibliotheek- & archiefgids, 82 (2006) 4
erfgoed
toegelichte redenen, geen interesse hebben in het erfgoed
dat bij plaatselijke erfgoedhouders aanwezig is, kunnen
zij misschien hun studenten en masse ernaartoe sturen? Dat
brengt me tot een derde en laatste punt.
De academische praktijk
Dat academici in afnemende mate publiceren in lokale
tijdschriften, is zeker niet de schuld van de plaatselijke erf-
goedverenigingen zelf, maar heeft te maken met verscherpte
verwachtingen binnen de academische research. De laatste
jaren is in de Vlaamse universiteiten een Angelsaksische
trend binnengewaaid die vooral vorm had gekregen in de
exacte en biomedische wetenschappen: publiceren in de
A-tijdschriften. De Vlaamse Interuniversitaire Raad (Vlir) heeft
in overleg met de diverse universiteiten voor verschillende
specialisaties, waaronder geschiedenis, eert soort classifi-
catie (ranking) opgesteld van A-, B- en C-tijdschriften. Voor
een groot deel volgt de classificatie voor geschiedenis de
European Reference Index for the Humanities (ERIH) van
de European Science Foundation. Tijdschriften worden er
onderverdeeld in drie groepen. Bovenaan staan onbetwist
de A-tijdschriften: een veeleer bescheiden kransje van inter-
nationale tijdschriften, met evenwel een uitstekende reputatie
onder wetenschappers en meteen sterke impact, d.w.z. met
onderzoeksresultaten die veelvuldig en over de hele wereld
worden geciteerd. Dergelijke tijdschriften hebben een inter-
nationaal samengestelde redactie die voor de beoordeling
van de artikels bovendien een beroep doet op een even-
eens internationaal team van specialisten. Zij brengen hun
streng advies anoniem uit [fully peer review). Een trap onder
de selecte club van de A-tijdschriften staan de B-tijdschriften.
Zij hebben een goede (en dus niet langer een uitstekende)
reputatie en hun impact is kleiner. Anonieme beoordeling
door internationale experts is niet langer de regel en wordt
in de praktijk vaak vervangen door een evaluatie van de
gezamenlijke redactie. In deze categorie komen de meeste
nationale tijdschriften voor. Wat niet thuishoort in voor-
gaande categorieën, komt terecht in een soort afvalbak, de
C-tijdschriften. Het gaat om publicaties met een louter regio-
naal en plaatselijk belang, vaak populariserend en zonder
dat de artikels echt werden beoordeeld. Vanzelfsprekend
worden aan artikels in deze drie groepen tijdschriften ook
drie verschillende waarderingscijfers toegekend. Voor een
academisch historicus is het daarom van belang om zoveel
mogelijk te publiceren: in A- en B-tijdschriften.
Een kleine steekproef toont aan dat deze trend alvast
duidelijk is ingezet. Voor een aantal collega's in de onder-
zoekseenheden Middeleeuwen en Nieuwe Tijd aan de
subfaculteit Geschiedenis van de KU Leuven heb ik voor de
laatste vijf jaren nagegaan welk aandeel van hun-weten-
schappelijk werk in plaatselijke tijdschriften is terechtgeko-
men. Zelfs als ik daarbij het begrip plaatseiifk tijdschrift vrij
ruim hanteer, blijkt dat aandeel voor de zeven collega's,
waarvan ik de gegevens op het web terugvind, onder de
10 % te liggen. Liet valt te verwachten dat dit percentage
de volgende jaren, en niet enkel aan de Leuvense universi-
té:}, verder zal teruglopen.
Maar goed, als de professoren zelf niet meer willen/
kunnen publiceren in de bladen van lokale erfgoedhou-
ders, waarom dan niet systematisch hun studenten voor een
goede verhandeling gestuurd naar het materiaal dat ter
plekke wordt bewaard? Hier gooit de Bama-hervorming, de
grootscheepse reorganisatie van het klassieke universitaire
onderwijs tot drie bachelerjaren en één Msterjaar, roet in
het eten. Binnen de Bama-hervormingen zullen er andere
eisen aan de verhandeling worden gestild dan. aan de klas-
sieke 'thesis'. Vroeger nam de redactie van deze doorgaans
kloeke monografie in de praktijk de vorm aan van een
monocultuur van haast twee jaar. In de nieuwe opleidings-
structuur zal de masterproef op één jaar moeten worden
gemaakt omdat er in het derde bachelorjaarpeen afstudeer-
jaar - ook een verhandeling (paper) wordt geëist. Je kun- je
als professor-promotor bijgevolg minder dan ooit permitteren
om studenten maanden het terrein te laten verkennen op
zoek naar een onderwerp met interessant bronnenmateriaal.
Ook studenten zullen, meer dan vroeger, thema's prefereren
waarvoor ruim documentatie bestaat die gemakkelijk toegan-
kelijk en raadpleegbaar is. Laat echter net hier het schoentje
wringen. Want zelfs de lokale erfgoedverenigingen met (a)
interessant documentair erfgoed in bewaring dat (b) boven-
dien geregistreerd en (c) grotendeels geïnventariseerd is,
lijden vaak onder manco's als weinig soepele openingstijden
en minder uitgebouwde faciliteiten (bv. kopieer- en scantoe-
stellen, een ontwikkelde handbibliotheek). Vanzelfsprekend is
dat niet als een verwijt bedoeld aan het adres van de vereni-
gingen die het allemaal met vrijwilligers en weinig middelen
moeten rooien. De verleiding voorde 'klant' om naarde
grotere broer, de talrijke rijks-, stads- en gemeentearchieven,
te hollen wordt dan echter g rooft'Vooral omdat deze instel-
lingen de laatste jaren dienstbetoon en klantvriendelijkheid
hoog in het vaandel voeren20.
Rest de vraag waarom zo weinig academische historici
hun expertise, kennis en ervaring ter beschikking stellen van
plaatselijke erfgoedverenigingên:2flDienstverlening wordt
inderdaad naast onderzoek en onderwijs aan de Vlaamse
universiteiten gevaloriseerd. Zo bevat de uitgebreide 'vra-
genlijst over wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en
dienstverlening'22, die elke kandidaat voor een aanstelling
tot lid van het zelfstandig academisch personeel aan. de
Leuvense universiteit moet invullen, uitdrukkelijk een derde luik
over 'dienstverlening'. Hierin worden inlichtingen gevraagd
over 'adviesverlening', 'expertise voor derden'., 'activiteiten in
wetenschappelijke verenigingen en instellingen', ,'bijdragen tot
wetenschapsverspreiding of-popularisering'. Bij de uitein-
delijke valorisatie-en evaluatie van de onderzoeker wegen
dergelijke activiteiten echter veel minder zwaar door. Laat ik
het zo stellen dat een jonge docent die zijn energie stopt in ■■
de ordening van het archief van de plaatselijke heemkundige
kring heel lang docent zal blijven. Voor een goede voortgang
van zijn academische loopbaan moèjjjjftij heel andere presta-
ties kunnen, voorleggen. Artikels in A-tijdschriften-bijvoorbeeld.
37 |