Full text |
den Boekhandel » niet ' meer tot stichting en vermaak van de goégemeenten, en tot
ergernis van alle welmenende mensen, de potsierlike opgaven moet publiceren, die
het Bestelhuis te Amsterdami te; verwerken krijgt. Maar, hoe ook beschouwd, een boek-
titel is hoogstens een mnemo-technies middel en zo men wil een factor (van belang) in het
boekenverkeer. Wij geven Caesar wat Caesar toekomt, en eren hen, die in de titel de
quintessence van hun werk (de aroom van ’t patersvaatje) hebben weten te leggen. Maar
een titel blijft een titel, en voor de lezer een zeer enigmaties personnage, grillig, verschal-
kend, katterig enz. Stel u voor welke indruk de lettercombinatie«Palheter»op een vreem-
deling maken moet! Zou hij niet meer gebaat zijn met een definiëring, en zeker met onder-
brenging in een afdeling betreffende de «natuurlike mens in dénken en doen» of iets der-
geliks? Wat zeggen «Twee Amsterdamse Juffers» van Zoomers-Vermeer tot de arme
beginneling? Niets en u en. mij maken deze dames ook niet wijzer. Het is nochtans zeer
interessant te vernemen dat Tesselschadetje, de pientere vrouw uit de Muiderkring,
en haar halve alter ego er hun portret in krijgen. Wie zal het de ondernemende man
ten kwade duiden, dat hij bij het onderwerp het «Muiderslot» (hoé literair beschouwd
ook!) een paar van dergelike verhalen binnenloodst, als versnapering primo... als
detaillering secundo, als ik-weet-niet-wat tertio, quarto en quinto?
Er is met de romans iets te doen, dat voelen allen. Neem bv- het conflict, dat
zich thans uitvecht tussen de jeugd, de moraal en het thans in het zadel zittend
geslacht van onder loden angstvalligheid opgeleide mensen. Het is een actueel onder-
werp, aantrekkelik en gelukkiglik zeer goed verwerkt. Uitstekend belangstellingscen-
trum, dat de lezer met onberoerd laat door de erotiek, en door hét verantwoordekk-
heidsgevoel. W. Speyer’s » Katten van Maineweh», Liefmann’s «Rijpende Jeugd».
Ulitz’ « Oproer der Kinderen », Glaeser’s « Gewas » (een boek kan ook nog wel
eens geen oorlogsroman zijn), Werf el’s «Reunie» vloeien als vanzelf saam, zo men
hen langs deze zijde benadert, terwijl Ben Lindsey’s «Opstandige Jeugd» en « Het
huwelik in Kameraadschap » zich daarop aansluit als theoretiserende ondergrond. On-
middellik weer in dit verband zijn enkele Werken en werkjes te noemen, die de
sexuele opleiding, karaktervorming, voorlichting en inwijding behandelen voor ouders.
Want het is toch niet voldoende onze ouders-lezers werk aan de hand te doen, waar-
door zij door de dageliks gespannen gordijn met schrik neerzien op hun kinderen ?
Waarom niet onmiddellik enkele remedies mee aangegeven ?
Hier volgt een nog sprekender pleidooi voor het belangstellingscentrum, en de
aanvoeling met de roman en de wereld. Dit voorbeeld geeft zelfsmeer ! Het doet
de mogelikheid aan de hand een gradatie op te stellen (ja: een Gradüs ad Parnassum),
een kanalisering van jongsaf, of een af-leiding van ’t algemeen lezén naar een specia-
lisatie-domein. Wij hebben het over : dierengeschiedenissen. Kort weergegeven vindt
men hier een gauw uitgedacht — onvolledig en hinkend ü Schema.
Dierenprentenboeken.
Rabier : Bobo.
H. Lofting : De Geschiedenis van Juffr. Tubbs.
A. A. Milne : Winnie-de-Poeh
Tomkins : Oolijk en Vroolijk
Zoomers-Vermeer : Martijntje.
Cock, Alf. de : Natuurverklarende sprookjes.
Joos en Cornelissen : Sprookjes
Stijn Streuvels : Vertellingen van ’t jaar nul.
G. Walschap : Slimke.
Dorsman en Van der Klei : Dierenvreugd en leed
W. Bonsels : Maja.
15 |