Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>alléén reeds schenkt moed aan de moedeloozen, karakter aan de vreesachtigen, want niet vrijwillige teestemming in gou-, vernementeele en andere drukking, maar vrees voor straf en hoop door verdraagzaamheid het leven wat zachter te hebben, doen de massa onderworpen zijn. Op den 23 April van het jaar 1830 hadden de Brusselaars en eenige honderde patrioten, uit andere steden, de hoofdstad tegen den inval der Hollanders verdedigd, en als echo van het' bulderen der kanonnen en het knallen der geweren, klonk in de meeste steden en gehuchten de kreet : Dood aan de Hollanders!</p>
<p>Ook in Vlaanderen en voornamentlijk daar werd die kreet gehoord, en deed de Hollandsche beambten, in de dorpen en kleine steden verblijvende en zich niet onder de bescherming eener sterke bezetting gevoelende, van schrik als verstijven. In een dorp, op een uur afstand van Gent, was ook de opstand uitgebroken. De boeren hadden de velden en schuren verlaten, zich in groepjes in en voor de herbergen, op den steenweg en in den omtrek van het gemeentehuis vergaderd. Hunne houding en gebaren verrieden opgewondenheid. Een groot deel hunner liepen het dorp op en nek-, een algemeen gekend lied zingende, waarvan wij hieronder een der talrijke koepletten laten volgen :</p>
<p>De victorie is in ons land,</p>
<p>De drie kleuren zijn geplant,</p>
<p>Van onze Belgen. Bij moet naar Amsterdam,</p>
<p>Net gelijk een lam,</p>
<p>Daar zijn zijne viienden.</p>
<p>Maar onze Brusselaar</p>
<p>Zal hem wel vinden, zal hem wel vinden.</p>
<p>Na- gansch den namiddag van het eene dorp naar het andere woest te hebben rondgeloopen, na het huis van ieder staatsbeambte met gefluit en geschreeuw begroet,</p>
</text>
|