Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>engelen-fig,uren, die heiligen-beelden verrijzen; zoo talrijk en allen zoo schitterend schoon door de Italiaansche en Vlaamsche schilders op het doek gebracht, en die men slechts voor scheppingen hunner poëtische ziel neemt. In één woord, hij geleek het beeld dat men zich van den Christus voorstelt, wanneer men goed den geest zijner parabolen vat. Een tijd lang was de jonge priester, het hoofd achterover, de blik naar de zoldering der kamer geslagen, in gepeinzen. verzonken. dan leunde hij met de ellebogen op de tafel, en liet het hoofd in de handen rusten. Hij moest in zijn geest gewichtige vraagpunten overdenken, zelfs aan hevige ontroering lijden, want van tijd tot tijd fronsde zich zijn schoon voorhoofd en trilden zijne lippen. De gespierde pastoor hield geen oog van hem af; met zijn doordringenden blik las hij, door het gezicht heen, tot in het hart van zijn jongen medegezel en scheen verheugd over den strijd die hij bij hem ontwaarde. Eenige oogenblikken daarna, wat ongeduldig geworden, 2eide hij, waarschijnlijk om de ontknooping te verhaasten : Ehwel, mijn jonge vriend, wat is uw besluit? De aangesprokene richtte langzaam het hoofd op en zeide, met eene vaste stem, die wilskracht verried en waarvan zijne zachte trekken, bij een oppervlakkigen blik, niet getuigden Mijnheer de pastoor, ik weiger. Hoe, gij weigert! riep de aangesprokene bijna met woede uit, hoe hij ook zijn best deed om zich te bedwingen. Ja, ik weiger, ik doe niet meê in eene misdaad --- Wat voor de kerk geschiedt is geene misdaad, antwoordde de pastoor kort af. liet doet mij leed, mijnheer, bracht de jonge priester in het midden, met u niet te kunnen instemmen, maar mijn hart, mijn geweten, mijne roeping als priester verzetten zich met kracht tegen de volvoering van het plan dat gij mij voorlegt.</p>
</text>
|