Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>lippen van woede. Zulk een tegenstand, zooveel standvastigheid had hij bij zoo een jong mensch niet verwacht, te meer, omdat het de eerste maal was dat hij zulks in zijne lange en onstuimige loopbaan ontmoette. Hij verloor zijn geduld. Wie geeft u het recht, begon hij op nieuw, te redeneeren en dan nog zooals gij het doet, over de bevelen u door uwe oversten gegeven? Het leven, de leervan Christus en mijn hart schenken mij dit recht, mijnheer, antwoordde de jonge priester. Genoeg daarvan, antwoord mij op de volgende vraag: Zult gij de boeren aanvoeren, ja of neen, in den aanval di: dezen nacht moet plaats grijpen? Neen, mijnheer pastoor, antwoordde de jongeling me 0 vastheid, ik bezoedel mijne hand niet met het bloed va eenen zwakken ouderdom en eener onschuldige maagd, a zijn zij ook ongeloovigen en Hollanders. Neen, neen, vervolgde hij als tot zich zelven sprekende, doe niet meê in, die wandaad, want waarlijk hoe dieper over die zaak nadenk, hoe meer ik terugschrik; moest he' waar zijn dat God te verzoenen is met hetgeen dat gij da. zegt, mijnheer, ik weet waarlijk niet wat ik zou moete denken over God, godsdienst, priesters, over mij, en wat • doen zou! Zwijg, ongelukkige, zwijg, barstte de pastoor los. Las die doemniswaarde woorden nooit meer over uwe lippe' komen, want als gij zoo voort gaat wacht het lot der ket ters u! Zich van zijnen stoel oprichtende, vervolgde hij : Ik moet vertrekken.; alvorens te scheiden beveel ik in naam onzer oversten, deel te nemen aan hetgeen de% nacht gebeuren zal. Ik raad u aan u goed te overdenke alvorens te antwoorden. Uwe toekomst kan er van af hangen Mijnheer pastoor, antwoordde de jonge geestelijk eenigzins aangedaan, gij kent reeds mijn gedacht, ik kan '</p>
</text>
|