Full text |
Beschouwingen : Deze statistieken geven den waren toestand nog niet weer.
Verscheidene bibliotheken zijn niet erkend. Schoolbibliotheken van lagere en hoogere
instituten zijn niet begrepen in het voorgaande overzicht. Toch zijn er velen, die den
weg van de bibliotheek nog niet kennen. De waarde van den boekenschat verhoogt
gaandeweg. De gelukkige invloed van het inspectatoriaal bezoek laat zich gelden.
35 tot 45 % «vormende» lectuur is aanwezig. 17 tot 18% «vormende» lectuur
wordt uitgeleend. Onbenullig werk wordt verwijderd. De materieele organisatie van de
bibliotheken kon beter zijn. In kleine gemeenten moet echter met de mogelijkheden
afgerekend worden. Slechts 2 % van de bibliotheken zijn in speciale gebouwen onder-
gebracht. Enkele slechts kunnen op een complex wijzen. 10 % beschikken over twee
zalen. 40 % beschikken over één plaats. De andere moeten de bergplaats deelen met
andere werken. Administratief gaat alles naar wensch. 95 % van de uitgeleende werken
worden naar huis meegenomen,; Er bestaan weinig kinderbibliotheken. In de bestaande
werkt soms het Verteluur.
Op 100 lezers telt men 25 kinderen (tot 14 jaar), 12 jongens (14-18 jaar),
25 meisjes (14-18 jaar), 28 vrouwen en 10 mannen. De lage cijfers voor de jongens
zijn te wijten aan de sport, voor de mannen aan de lectuur van het dagblad en allerlei
bezigheden van het huishouden.
Indien men de suggesties gëvolgd had van Nyns-La Gye, beheerder van de
Reizende boekerij van het Onderrichtsverbond, en ondervoorzitter van den Hoogéren
Raad, dan zou elke gemeente verplicht geweest zijn een gemeente-bibliotheek te stichten.
Dépassé is van oordeel, dat daarop niet meer kan teruggekomen worden. In afwachting
zou meer gebruik moeten gemaakt worden van art. 2 van de wet : oprichting van een
boekerij, in gemeenten waar geen bibliotheek bestaat, zoodra 1/5 van het kiezerskorps
er den wensch toe uitdrukt.
De wet beschouwt als openbare bibliotheek zulkdanig werk van opvoedkundigen
aard, dat elkeen gemakkelijk kan bezoeken en waar kostelooze uitleening, zonder veel
formaliteiten, regel is. De benaming «volksbibliotheek» werd vervangen door «open-
bare bibliotheek », om' aan de instelling haar minderwaardige beteekenis te ontnemen,
en om aan te geven, dat, benevens elementaire lectuur, ook leesstof aanwezig moet zijn
voor den intellectueelen arbeider. De wetgever heeft daarin gelijk gehad.
Noch wet, noch koninklijke besluiten omschrijven precies het begrip « openbare
bibliotheek » ; alhoewel de wet nog enkele bepalingen omvat betreffende de « open-
baarheid ». Art. 20 vooral waarborgt de openbaarheid. Het bestuur van de bibliotheek
is gehouden den aard aan te geven van de boeken, waarom verzocht wordt, — in
overeenstemming met de vragen, die de bibliotheek toekomen. Niet de aanwezigheid
van boeken waarborgt de openbaarheid, — zoo zegt de Bibliotheekcommissie het.
De bibliotheek moet bezocht worden en een minimum aan geestesvoedsel kunnen ter
beschikking stellen.
In de Kamercommissie verklaarde Destrée dat ieder zijn meening heeft over
slechte boeken j de bibliotheek moet allen partijgeest uitsluiten ; zij moet dus met
samengesteld zijn naar den eisch van de autoriteit, maar afgestemd zijn op de eischen
van de bezoekers,
77 |