| Full text |
Over opmerkzaamh heid en nadenken, 25
Zoo! omdat gi dan grooter vermaak hebt,
„, Zeer wel! maar overweeg toch nog eens;
„> om welke reden gij meer behagen fchept;,
>, om met anderen, dan alleen te fpelen,” —
Soortgelijke vragen zullen den Schoolleeraar fom=
tijds gelege nheid geven , om de neigingen en
ooemerken zijner leerlingen beter te leeren ken-
nen: doch hij moet zich wel in acht nemen,
hen niet te berispen , wammeer zij de eene of
andere neiging ot bedoeling aan den dag leg-
gen, die niet zoo prijzenswaardig is, als hij wel
wenschte, vermits zij dan , bij eene volgende
gelegenheid, dezelve zullen verbergen, en, Zo0
bij er naar vraagt, flilzwijgen, of zelfs liegen. =—
Maar, wat moet dan de Schoolleeraar , vraagt
Ee weeiheee in dit geval doen? Hij moet de nei-
en en bedoelingen der kinderen, ongemerkt,
je betere rigting geven. Bij voorbeeld : een
kind, in eene hoogere klasfe wenfchende geplaatst
te worden , omdat het begripe, dat dit voor hem
een grooter eer is, kan de Schoolleeraar hem dus
aanfpreken: }, Voorzeker zullen zich uwe ou-
9, ders verheugen, als zij hooren, dat gij door
vlijt en naarftigheid tot’ eene’ hoogere
aal züt: en is het niet een uit-
„, ftekend genoegen ; wanneer een kind de vreug.
ide zijner ouderen uitmaakt en vermeerdert?
ss Ook den goeden con moet het welgevallig
ss zijn , indien gi door zulk een gedrag tot
eene hoogere klasfe wordt verheven; en kan
ss men wel iets beters ve rrigten B En te trach-
ss ten, om dit liefderijk wezen te behagen, en
9, Zich daardoor zijner Ege waardig te ma
2” — Blijkt het u echter, dat de aan den
lag gelegde neiging of bed: oeling der kinderen
B 5 Zone
a
2
r
Ì
’ ken?
tE
? |
