| Full text |
26 Over opmerkzaamheid en nadenken.
zondig: is, dan moet-gij hen vriendelijk verma
pen, om dezelve te laten varen, t
voor de kwade gevolgen te hoeden
daaruit zouden voortvloeijen.
4e Legt u toes den kinderen-te 1 r
dar zij eenige daad Reien te bedenken, of
hl k
en welke Bn zul Ik eene daad
Herinnert hun daartoe dikwijls 1
doch gewigtige , fpreekwoord: eers
dan bedacht , heeft menigeen în led
tracht deze waarheid, waarvan Ee
veder dngen de bijbelfche gefchiedenis
voorbeelden genoeg , ter ftaving , opl
in hun hart te prenten. Bevlätiet u voorts,
hen overeenkomftig- deze leer te doen handelen;
en vraagt hun tot dat einde, zoo. dikwijls zij ie
verrigten willen , «of en waarom zij de voor
nomene daad als goed befchouwen ? en welke g
volgen zij daarvan kunnen verwachten jv
beeld: „‚ Gij wilt aan KOENRAAD de pen leenen.
>, maar doet gij daar wel aan? Waarom? Jui
„> men moet gaarne aan anderen doen Ì
ss men wil; dat aan ons gefchiede, — M
ss Zijnen de gevolgen , wannêer men iets
„> gevalle van een ander doet?”
Laten wij hier nu nog bijvoegen eenige middes
len, om de kinderen, inzonderheid op het dage-
likfche fchoolonderw s, oplettend te maken, en
hiermede al het tot dus verre gezegde, omtrent
de bevordering van opmerkzaamheid en nadenken
bij de jeugd, befluiten.
EERSTE MIDDEL. Ruimt alles uit den weg,
wat de oplettendheid. kan verhinderen, Daartoe
moet gì, en dit is van veel belang:
Ie Nooit
? |
