| Full text |
denkbeelden te doen verkrijgen. gr
S. 5, Dus fprak ik opzettelijk onwaarheid, *”
Fte
S, , Meent gij dan ook, dat ik toen in der
„, daad gelogen heb?”
Fosse Neen (+92
S. „, Gij zegt neen: maar waarom 2 °
F, Gijú wildet ons toch niet wijs maken,
dat het in der daad zoo ware?”
8. „O neen! Ik verhaalde u dit alleen, met
„, oogmerk, om u daarbij te doen zien , hoe
„, het gewoonlijk jonge lieden gaat; die den goe=
„, den raad hunner ouderen niet opvolgen , maar
„, geenszins, om u aan dit verdichtfel eenig het
minfte geloof te doen flaan. Wat behoort dus
22
22
„, nog meer tot de leugen, dan dat men voor-
„, bedacht de onwaarheid fpreke 2”
F. Dat men dit doe mét oogmerk, om Een
„, ander iets te doen gelooven, wat onwaarache
SOES
VTE D'E REGE Le
Wanneer gij eene zaak niet klaar of bevatten
lijk genoeg kunt mâken , bedient u dan van ge
lijkenisfen , of tegenflellingen.
Tusfchen voorbeelden en gelijkenisfen is dit
onderfcheid: voorbeelden zijn enkele zaken of
voorvallen , die bögebragt worden, met 00g-
merk om de algemeene van dezelfde foort,
waartoe zij behooren, duidelijker en bevattelij-
ker te maken: zij zijn dus altijd van gelijken
aard ,
(*) Wanneer de leerling hier ja mogt Zeggen » moet
men hem het tegendeel aantoonen,
E 4
? |
