| Full text |
74 Algemeene regels , om de jeusd
zijn, wanneer wij Hem door opzettelijke zonden
beleedigen; die van een kind, dat aan de hand
zijner moeder, of aan den leidband loopt, kan
ten betoge verftrekken, dat wij, om ftandvastig
te blijven in het goede, den bijzonderen bijftand
van cop behoeven, enz. Ook kunt gi, daartoe
tijd en lust hebbende, de u voorkomende gelij
kenisfen meer uitvoerig opfchrijven; bij voors
beeld: de reden van de menigvuldige. klagten
over de rampen dezes levens, en derzelver on-
billijkheid , kan door de volgende gelükenis in
een nieuw licht worden geplaatst. „, Een klein
> meisje ftond bij eenen rozenboom en weende
2, bitter. Waarom zijt gij zoo bedroefd, KLAAR-
95 TJE ? vroeg de vader, die op haar geween
> naderde, Zie, zie! antwoordde het kind,
s, met eenen bloedenden vinger op de doornen
ss Wijzende — zie dezen kwaden boom. De va-
», der nam het bovenfte gedeelte van den boom
„, met zijne hand, en wees KrLAARTJE de fchoo=
a> he rozen, die naar de andere zijde overhin=
z, gen, en die zij niet had opgemerkt, en zeie
„s de: maar zie nu ock eens hier \ KrLAARTjE
> fprong nu op van bliijdfchap, floeg hare hane
2» den zamen, en riep als in verrukking: Vae
„> der! geef mij eene bloem wan den fchoonen
„> boom. De vader gaf haar drie der fchoonfte
2» rozen en fprak: Zu't gj den boom nu ook
ss nog kwaad noemen? Neen ! antwoordde KLAAR-
55 TJE, de boom is goed. Maar, hj heeft toch
„> Zulke ftekende doornen , hernam de vader.
„> Os, dat is niets, zeide het kind, nu hij zulke
„> fchoone bloemen heeft, — Gij noemt de dae
„, gen van Ímart en tegenfpoed kwaad, vervolge
»» de de man , omdat gij alleen de doornen ziet
‚ ER
? |
