Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>warden en iedereen zwoer in zich zelven zich tot het uiterste te verdedigen.</p>
<p>Aan de vensters der huizen in de straat vertoonden zich van tijd tot tijd jonge meisjes en vrouwen, die naar den uitslag der gevechten schenen te wachten, om het een of ander besluit te nemen.</p>
<p>Eenige stonden verliepen, toen op eens het schallen der klaroenen een nieuwen aanval des vijands aankondigde. Hij liet zich niet wachten. Met lossen teugel rennende, de sporen Met geweld in de zijden hunner paarden drukkende, vlogen de ruiters, die tot de huzaren behoorden, naar de barrikade. Legt aan! klonk het op eens bij de opstandelingen. André voldeed, even als de andere mannen, aan het bevel en mikte naar den vijandelijken officier, die, veel jonger dan zijn ongelukkigen makker Van daar zoo even, ook vol onversaagdheid, zich aan het hoofd zijner soldaten had gesteld. Het was een schoon, rijzig man van omtrent dertig jaren, in wie wij Rudolf, Helena's echtgenoot, erkennen. Wanneer André hem onder schot zag, trok hij den haan vaa zijn geweer over en liet hem los, toen hij op eens een stamp op den elleboog kreeg, wat de kogel van zijn doel af wenden deed. Bij dien stoot keerde hij zich om. Op het zien van den jongeling die voor hem stond, riep hij op eens met eene stem waar verrassing en geluk in besloten lag : Victor! André, klonk het antwoord van den aangeroepenen, die Iliemand anders dan het jongste kind van mevrouw Van Acken, de broeder van André was. Zij vlogen in elkaars armen; de omhelzing was kort, de aandoening gauw voorbij, Want de nieuwe en algemeene losbranding, waarmede de opstandelingen den hernieuwden aanval beantwoordden, riep bun tot het bewustzijn van hun toestand, die zij een stond,</p>
</text>
|