| Full text |
6 25 24
iiii
Hl
18 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 33 39 40 41 42 43 44
n
4 23 2
79
1.90 89 88
Veroranung
betreffend die Bestandsanmeldung and den
Verkehr mit Bett-, Haus- und Tisch¬
wäsche.
Artikel 1.
Von der Verordnung betroffene Gegenstände.
Nach näherer Massgabe dieser Verordnung sind anzumelden:
Sämtliche am Tage der Bekanntmachung (Stichtag) im gesamten Gebiete des Generalgouvernements
vorhandenen Bestände an ungebrauchter, in Gebrauch befindlicher oder gebrauchter Bett-, Haus- und
Tischwäsche jeder Art in weiss oder farbig, die zum Beziehen oder Bedecken von Betten in Unter-
kunftsanstalten oder sonst zum Gebrauch in Aufenthalts- und Speiseräumen, Wirtschafts- und Küchen-
betrieben bestimmt ist; insbesondere Bettbezüge, Decken, Laken, Hand- und Mundtücher, Tischtücher und
Tischdecken, Wirtschafts- und Scheuertücher.
Artikel 2
Von der Verordnung betroffene Personen.
Zur Anmeidung verpflichtet sind alle auf die Beherbergung von Personen oder den Verkauf von Lebens-
und Genussmitteln zum Verzehr an Ort und Stelle eingerichteten Gewerbe- und gemeinnützigen Betriebe,
wie Hotels, Logierhäuser, Pensionen, Gast-. Schank-, Kaffee- und Speisewirtschaften, Schiffahrtsbetriebe,
Klub- und Gesellschaftshäuser, Genesungs- und Erholungsheime, Erziehungsanstalten, Seminare, Inter-
hate usw.
In gleicher Weise sind alle diejenigen natürlichen und juristischen Personen, alle Handels-und Gewerbe-
betriebe privaten und öffentlichen Rechtes, insbesondere auch gemeindliche und kirchliche Anstalten anmelde-
pflichtig, welche die in den Betrieben und Anstalten des Absatzes 1 verwendete Bett-, Haus- und Tischwäsche
verleihen, vermieten, bearbeiten oder sonst für die Zwecke der genannten Betriebe in Gewahrsam haben, z. B.
Wäschereien, Wäscheverleih- und Nähanstalten.
Artikel 3.
Bestandsanmeldung.
Die Anmeldung hat auf vorschriftsmässigem Meldeschein nach Gattungen getrennt bis spätestens
24. Dezember 1917 bei dem Militärischen Textilbeschaffungsamt Brüssel, Quatre-Bras-straat 13, zu erfolgen
Die Scheine sind dortselbst oder bei den zuständigen Kreischefs oder Abschnittskommandanturen zu erheben
und so auszufüllen, dass sie eine Uebersicht über die Art und Menge der vorhandenen Gegenstände gewähren.
Artikel 4.
Ankauf-bestimmungen.
Das Militärische Textilbeschaffungsamt ist berechtigt, die anmeldepflichtigen Waren unter Zu-
grundelegung des am 25. Juli 1914 in Belgien üblichen Verkaufspreises des Fabrikanten mit einem Zuschlag
bis zu 100 % anzukaufen.
Gelingt der freihändige Ankauf nicht, so können die betreffenden Waren enteignet werden. Der Ablieferer
erhält in diesem Falle einen Empfangsschein, die Entschädigung wird durch die Reichsentschädigungs-
kommission geregelt.
Für diejenigen Betriebe, welche überwiegend zur Beherbergung von deutschen Militär- und Zivilpersonen
dienen, erfolgt der Ankauf nach Verständigung mit der zuständigen Ortskommandantur.
Artikel 5.
Verwendung und Erhaltung der Gegenstände.
Der ordnungsmässige weitere Gebrauch der meldepflichtigen Gegenstände im eigenen Betriebe sowie
das gewerbsmässige weitere Vermieten durch die bestehenden Verleihgeschäfte wird, unbeschadet der Vor-
schriften des Artikels 4, durch die Bestimmungen dieser Verordnung nicht berührt.
Im übrigen ist jede rechtsgeschäftliche Verfügung, jeder Transport sowie jegliche Veränderung, soweit
sie sich nicht als normale Abnützung des nach Absatz 1 gestatteten Gebrauchs darstellt, verboten.
Die Besitzer sind verpflichtet, die Gegenstände ordnungsmässig zu verwahren und pfleglich zu behandeln.
Artikel 6.
Ordnungsmässige Buchführung.
Jeder Meldepflichtige hat über die in Artikel 1 genannten Gegenstände ein Lagerbuch zu führen, derartig,
dass sich aus ihm jederzeit ein Ueberblick über die in seinem Besitz befindlichen gebrauchten und un-
gebrauchten meldepflichtigen Bestände ergibt.
Die Beauftragten der Militär- und Zivilbehörden sind berechtigt, die Einhaltung dieser Vorschriften durch
Prüfung der Geschäftsbücher und Lager zu überwachen.
Artikel 7.
Nachmeldunges.
Meldepflichtige Gegenstände, die erst nach dem Stichtag durch käuflichen Erwerb oder fauf sonstige
Weise in den Gewahrsam der in Artikel 2 erwähnten Betriebe und Personen gelangen, sind spätestens
zum Ersten des folgenden Monats, erstmalig am 1. Februar 1918, nachzumelden.
Sie unterliegen den gleichen Bestimmungen wie die bereits am Stichtag im Gewahrsam der Betriebe
vorhandenen Gegenstände.
Artikel 8.
Unwirksamkeit früherer Freigaben
Die Bestimmungen dieser Verordnung werden dadurch nicht berührt, dass die betroffenen Gegenstände
selbst oder die Rohstoffe, Halb- und Fertigfabrikate, aus denen sie hergestellt sind, durch frühere Verord-
nungen oder Verfügungen freigegeben wurden.
Artikel 9.
Strafbestimmungen.
Mit Gefängnis bis zu zwei Jahren und Geldstrafe bis zu 25 ooo Mark oder mit einer dieser Strafen wird
bestraft, wer den Vorschriften dieser Verordnung vorsätzlich oder fahrlässig zuwiderhandelt. Daneben ist
die Einziehung derjenigen Gegenstände, auf die sich die strafbare Handlung bezieht, in sämtlichen Fällen
zulässig und bei vorsätzlicher Zuwiderhandlung stets auszusprechen.
Die Vorschriften der Verordnung vom 17. Juni 1917, betreffend die Erweiterung der Strafbestimmungen
der kriegswirtschaftlichen Verordnungen, finden sinngemäss Anwendung.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte und Militärbefehlshaber.
Artikel 10
Die Vorschriften der Artikel 4, 5, 7 Absatz 2 und 9 Absatz 1 Satz 2 dieser Verordnung finden keine
Anwendung auf die am Stichtag nachweislich im Eigentum des Spanisch-Niederländischen Hilfskomitees
oder des Comité National de Secours et d’Alimentation befindlichen oder später in deren Besitz gelangenden
Gegenstände.
Brüssel, den 22. November 1917.
(Staatsdr. — N 1365.)
R. 23358/1.
Der Generalgourerneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
verordening
betreffende aangifte van en den handel
in bed-, huis en tafellinnen.
Artikel 1
Voorwerpen waarop deze verordening toepasselijk is
Moeten volgens nadere bepaling dezer verordening worden aangegeven :
Al de op den dag der uitvaardiging van deze verordening (proefdag) binnen het gansche gebied
van het Generaal Gouvernement voorhanden hoeveelheden ongebruikt, in gebruik zijnde of gebruikt bed-,
huis- en tafellinnen van om het welke soort, wit of gekleurd, dat tot het overtrekken of bedekken van
edden in instellingen, waar onderkomen gegeven wordt, of dat anderszins tot het gebruik in gasthoven en
spijslokalen, haishoudingen en keukens bestemd is, inzonderheid overtrekken van bedden, dekens, lakens,
handdoeken, servetten, tafellakens en dekservetten, afwasch- en opneemdoeken.
Artikel 2.
Personen waarop deze verordeniag toepasselijk is.
Zijn verplicht aangifte te doen, al de bedrijven en al de ondernemingen tot nut van ’t algemeen, die
ingericht zijn hetzij om personen te herbergen, hetzij om levens- en genotmiddelen te verkoopen, welke ter
plaatse verbruikt worden. zooals : gasthoven, logementen, kosthuizen, spijs-, drank- en koffiehuizen, restau-
rants, scheepvaartondernemingen, klub- en gezelschapslokalen, inrichtingen voor genezenden en herstel-
lenden, opvoedkundige instellingen, seminaries, kostscholen, enz.
Zijn eveneens verplicht, aangifte te doen, al de natuurlijke en rechtspersonen, al de handels- en nijver-
heidsbedrijven van privaat- en openbaarrechtelijke natuur, inzonderheid ook gemeentelijke en kerkelijke
nstellingen, die het in de bij lid 1 opgesomde bedrijven en ondernemingen gebezigd bed-, huis en tafellinnen
uitleenen, verhuren, bewerken of anderszins voor het gebruik van bedoelde bedrijven in bewaring hebben,
b. v. wasscherijen, instellingen voor het uitleenen van linnen en paaiinrichtingen.
Artikel 3.
Aangifte der voorhanden hoeveelheden.
De aangifte moet ten laatste den 24° December 1917 bij het «Militärisches Textilbeschaffungsamt»,
Quatre-Brasstraat, 13, te Brussel, gedaan zijn bij middel van het daartoe voorgeschreven bewijs van aangifte.
De voorwerpen, waarvan opgave verlangd is, moeten, naar soorten gescheiden, vermeld worden. De formu-
lieren zija verkrijgbaar bij het « Militärisches Textilbeschaffungsamt » of bij de bevoegde « Kreischefs » en
« Abschnittskommandanturen ». Zij moeten derwijze worden ingevuld, dat zij een overzicht 'geven van de
soort en de hoeveelheid der voorhanden zijnde voorwerpen.
Artikel 4.
Bepalingen betreffende het aankoopen.
Het «Militärisches Textilbeschaffungsamt » heeft het recht, de aan te geven waren op te koopen tegen
den fabrieksprijs, die op 25 Juli 19 14 in Belgié gangbaar was, vermeerderd met een bijslag gaande tot 100%.
Komt geen onderhandsche aankoop tot stand, dan kunnen de betrokken waren onteigend worden. In
dat geval bekomt de afleveraar een outvaugstbewijs en wordt de schadeloosstelling vastgesteld door de
Rijkskommissie tot regeling van de schadeloosstellingen (Reichsentschädigungskommission).
Voor de bedrijven, die overwegend dienen om Duitsche militairen en burgers te herbergen, zal de aan-
koop geschieden nadat overleg is gepleegd met de bevoegde plaatselijke Kommandantuur.
Artikel 5.
Gebruik en behoud van de voorwerpen.
Zoover de voorschriften van artikel 4 zulks mogelijk maken, laten de bepalingen van deze verordening
toe verder op regelmatige wijze gebruik te maken van de aan te geven voorwerpen in het eigen bedrijf en
laten zij de instellingen voor het uitleenen van lianen de vrijheid hun bedrijf op regelmatige wijze voort te
zetten.
Overigens is het verboden op eenigerlei wijze over de aan te geven voorwerpen rechtszakelijk te
beschikken of ze te vervoeren, alsook er om het even welke wijziging aan toe te brengen, uitgenomen deze
die te beschouwen is als gewone slijtage, voortspruitende uit het krachtens lid 1 veroorloofd gebruik.
De bezitters zijn verplicht de voorwerpen zorgvuldig te bewaren en behoorlijk te behandelen.
Artikel 6.
Regelmatige boekhouding.
leder persoon, die verplicht is aangifte te doen, moet een zakenboek houden over de in artikel I
opgesomde voorwerpen en wel zoodanig, dat het te allen tijde een overzicht geeft van de gebruikte en
ongebruikte aan te geven voorwerpen, die de belanghebbende in zijn bezit heeft.
De lasthebbers van de militaire en burgerlijke overheden hebben het recht de zakenboeken en bewaar-
plaatsen te onderzoeken, om zich te vergewissen dat deze voorschriften nagekomen worden.
Artikel 7.
Aangiften die naderhand te doen zijn.
De aan te geven voorwerpen, die eerst na den proefdag door aankoop of op elk andere wijze bij de in
artikel 2 bedoelde bedrijven en personen in bewaring komen, moeten ten laatste den eersten van de volgende
maand en, voor de eerste maal op 1 Februari 1918, aangegeven worden.
Zij zijn onderworpen aan dezelfde bepalingen als de voorwerpen, die op den proefdag reeds in bewaring
bij bedoelde bedrijven waren.
Artikel 8.
Ongeldigheid van vroegere vrijverklaringen.
De verplichtingen, door deze verordening opgelegd, blijven ook dan bestaan, wanneer de betrokken
voorwerpen zelf of de grondstoffen, de afgewerkte en halfafgewerkte fabrikaten, waarmede zij vervaardigd
ijn, op grond van vroegere verordeningen of beschikkingen, vrijverklaard werden.
Artikel 9.
Strafbepalingen.
Wie de voorschriften van deze verordening opzettelijk of uit nalatigheid overtreedt, wordt met ten
hoogste 2 jaar gevangenis en met ten hoogste 25.00o mark boete of met één dezer straffen gestraft. Boven-
dien kan in al de gevallen de verbeurdverklaring uitgesproken worden van de voorwerpen, waarop de straf-
bare handeling betrekking heeft; in geval van opzettelijke overtreding moet de verbeurdverklaring steeds
worden uitgesproken.
De voorschriften van de verordening van 17 Juni 1917, houdende uitbreiding van de strafbepalingen der
in verband met de oorlogsekonomie uitgevaardigde verordeningen, zijn dienovereenkomstig van toepassing.
De Duitsche krijgsrechtbanken en krijgsbevelhebbers zijn tot oordeelvellen bevoegd.
Artikel 10.
De voorschriften van artikelen 4, 5, 7 lid 2 en 9, lid I, 24e zin dezer verordening zijn niet toepasselijk
op de voorwerpen, waarvan bewezen kan worden dat zij op den proefdag het eigendom uitmaakten van het
Nederlandsch-Spaansch Hulpkomiteit of van het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit, of die later in het
bezit dier komiteiten komen.
Brussel, den 22° November 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Arrete
concernant la déclaration et le commerce
du linge de lit, de ménage ou de table.
Article 1er.
Objets visés par l'arrêté.
Doivent être déclarés, conformément aux dispositions spéciales du présent arrêté :
Tous les stocks de linge de lit, de ménage ou de table de toute espèce, blanc ou de couleur, non usagé,
n usage ou usagé, destiné à recouvrir les objets de literie ou les lits dans les pensions, pensionnats,
asiles, etc. ou à être utilisés, d’une façon quelconque, dans les hôtels et restaurants, ménages et cuisines,
notamment les taies de toute espèce, les couvertures, les draps, les essuie-mains, les nappes et napperons,
es serviettes de ménage ou autres et les torchons de toute espèce, du moment que lesdits stocks se trouvent
dans le territoire du Gouvernement général le jour de la publication du présent arrêté (jour du relevé).
Article 2
Personnes visées par l'arrêté.
Sont obligées de faire la déclaration, toutes les exploitations commerciales ou d’utilité publique orga¬
nisées dans le but d'héberger des personnes ou en vue de la vente de denrées alimentaires et de boissons à
consommer sur place, telles que les hôtels, maisons garnies, pensions, restaurants, débits de boissons, cafés,
cafés-restaurants, les entreprises de navigation, les locaux de clubs et de sociétés, les établissements pour
malades ou convalescents, les maisons d’éducation, les séminaires, internats, etc.
Sont tenues de faire la déclaration, dans les mêmes conditions, toutes les personnes physiques ou civiles,
toutes les entreprises commerciales ou industrielles de droit privé ou public, notamment aussi les institu¬
tions des communes ou du culte, qui prêtent, louent, travaillent ou détiennent de toute autre façon, à
l'intention des exploitations désignées au 1er alinéa, le linge de lit, de ménage ou de table utilisé dans
lesdites exploitations, p. ex. les blanchisseries, les maisons de louage de linge et les ateliers de couture.
Article 3.
Déclaration des stocks.
La déclaration doit se faire au plus tard le 24 décembre 1917, au moyen de bulletins spéciaux et par
espèces de marchandises, auprès du «Militärisches Textilbeschaffungsamt », à Bruxelles, 13, rue de Quatre¬
Bras. Les bulletins se délivrent, sur demande, par le bureau susdit, ou bien par les «Kreischefs» (chefs
d'arrondissement) ou «Abschnittskommandanturen» compétents; ils doivent être remplis de façon à offrir un
perçu des espèces et quantités d'objets déclarables.
Article 4.
Dispositions relatives à l'achat.
Le «Militärisches Textilbeschaffungsamt » est autorisé à acheter les marchandises devant être déclarées
en vertu du présent arrêté; il prendra pour base les prix qui, en Belgique, se payaient normalement aux
fabricants à la date du 25 juillet 1914, augmentés de 1o0 % au maximum.
Lorsque l’achat à l’amiable ne sera pas possible, les marchandises pourront être expropriées. Dans ce
cas, il sera remis un reçu à la personne qui les délivrera et le paiement de l’indemnité sera réglé par la
«Reichsentschädigungskommission» (Commission impériale pour le règlement des indemnités).
Pour les exploitations servant principalement à l’hébergement de militaires ou civils allemands,
l'achat aura lieu de commun accord avec la «Kommandantur» locale compétente.
Article 5.
Utilisation et couservation des objets.
Sous réserve des prescriptions de l’article 4, les dispositions du présent arrêté n'apportent aucune
restriction au droit de continuer à utiliser régulièrement, dans l’exploitation propre des intéressés, les
objets qui doivent être déclarés, et, en ce qui concerne les établissements de location existants, de continuer
à louer lesdits objets.
Au surplus, il est interdit, d’une façon générale et absolue, de disposer des objets, de les transporter
et, en dehors de l’usure normale résultant de l’usage autorisé par le 1er alinéa, d’y apporter une
modification quelconque.
Les détenteurs sont obligés de conserver les objets avec soin et de les traiter ainsi qu’il convient.
Article 6.
Tenue régulière de livres.
Toute personne obligée de déclarer doit tenir, pour tous les objets désignés à l’article 1e, un livre de
magasin permettant en tout temps de se rendre compte des stocks déclarables d’objets usagés ou non usagés
en sa possession.
Les mandataires des autorités militaires ou civiles sont autorisés, pour surveiller l’observation des
présentes prescriptions, à examiner les livres de commerce ainsi que les stocks emmagasinés.
Artiele 7.
Déclarations ultérieures.
Les objets déclarables que les exploitations ou personnes désignées à l’article 2 n’obtiendront en déten-
tion qu'après le jour du relevé, ensuite d’achat ou de toute autre façon, devront être déclarès au plus tard le
1er du mois suivant, pour la première fois le 1e février 1918.
Ils seront soumis aux mêmes dispositions que les objets détenus déjà par les exploitations au jour du
relevé.
Article 8.
Inefficacité des exemptioas de saisie consenties autérieurement
Les dispositions du présent arrêté ne sont pas modifiées par le fait que les objets visés eux-mêmes ou
bien les matières premières, produits mi-ouvrés ou finis dont ils proviennent, seraient exemptés de la saisie
en vertu d'arrêtés ou de dispositions antérieurs.
Article 9.
Dispositions péaales.
Quiconque, intentionnellement ou par négligence, aura enfreint les prescriptions du présent arrêté,
sera puni soit d’un emprisonnement de deux ans au plus et d’une amende pouvant atteindre 25,000 marcs,
soit de l'une de ces deux peines. En outre, la confiscation des marchandises constituant l’objet de l’infraction
pourra être prononcée dans tous les cas; elle s’imposera dans les cas d’infraction volontaire.
Sont applicables, les prescriptions de l’arrêté du 17 juin 1917 concernant l’extension des dispositions
pénales des arrêtés pris au point de vue économique à la suite de l’état de guerre.
Les tribunaux et commandants militaires allemands connaîtront des infractions au présent arrêté.
Article 10.
Les prescriptions des articles 4, 5, 7, 2e alinéa, et 9, re alinéa, 2e phrase, du présent arrêté ne sont
pas applicables aux objets pour lesquels il pourra être établi, au jour de relevé, qu’ils constituent la pro-
priété du « Comité hispano-néerlandais » ou du « Comité national de secours et d’alimentation », ni aux
objets dont ces institutions acquerront la possession par la suite.
Bruxelles, le 22 novembre 1917.
Der Generalgouverneur ia Belgien.
Freiherr VON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
|
