| Full text |
betreffend die Herstellung und
den Vertrieb von Aetznatron,
Aetznatronlauge und fettlosen
Waschmitteln.
betreffende de vervaardiging van
en den handel in bijtende soda,
bijtende sodaloog en vetlooze
waschmiddelen.
Artikel 1.
Die Herstellung und der Vertrieb von
Aetznatron und Aetznatronlauge sowie die
Herstellung von fettlosen Waschmitteln ist
vom Tage der Veröffentlichung dieser
Verordnung an nur mit Genehmigung der
Abteilung für Handel und Gewerbe, Rohstoff-
verwaltungsstelle, statthaft.
Alle früher erteilten Genehmigungen zur
Herstellung und zum Handel sind aufgehoben.
Die darüber ausgestellten Bescheinigungen
sind unverzüglich an die Abteilung für Han-
del und Gewerbe, Rohstoffverwaltungsstelle,
zurückzusenden.
Artikel 2.
Als Aetznatronlauge gelten ohne Rücksicht
auf die sonstige Zusammensetzung alle Flüs¬
sigkeiten, die Aetznatron enthalten, insbeson¬
dere auch di jenigen, welche neben Aetz-
natron zum grösseren Teil aus kohlensaurem
oder schwefelsaurem Natron oder Kali be-
stehen.
Waschmittel im Sinne dieser Verordnung
sind sämtliche festen, halbfesten, flüssigen,
und pulverförmigen Wasch- und Reinigungs-
mittel ohne Fettgehalt.
Artikel 3.
Einzelpersonen und Gesellschaften, die sich
mit dem Vertrieb von fettlosen Wasch-
mitteln befassen, dürfen diese nur von Per-
sonen und Fabriken erwerben, welche die
Genehmigung zu Herstellung erhalten haben.
Sie sind verpflichtet, über jeden Erwerb Buch
zu führen und die Herkunft der zum Vertrieb
bereitgehaltenen Erzewgnisse durch ordnungs-
mässige Rechnungen zu belegen.
Fettlose Waschmittel dürfen nur in Packun-
gen vertrieben werden, auf deren äusserer
Umhüllung die genaue Zusammensetzung des
Inhaltes und der genaue Preis im Kleinhandel
angegeben sind. Die noch vorhandenen Be-
stände an fettlosen Waschmitteln, deren Ver-
packung dieser Vorschrift nicht entspricht,
dürfen noch bis zum 1. Februar 1918 ver-
kauft werden.
Artikel 1.
Te rekenen van den dag der bekendmaking
van deze verordening is het verboden, zonder
toelating van de « Abteilung für Handel und
Gewerbe, Rohstoffverwaltungsstelle » (Afdee-
ling voor Handel en Nijverheid, Kantoor voor
grondstoffen) bijtende soda en bijtende soda-
loog te vervaardigen en te verhandelen, alsook
vetlooze waschmiddelen te vervaardigen.
Al de totnogtoe verleende toelatingen tot
het vervaardigen en verhandelen dier voort-
brengselen zijn ingetrokken. De afgeleverde
desbetreffende bewijsstukken moeten onver-
wijld teruggezonden worden aan de Afdee-
ling voor Handel en Nijverheid, Kantoor voor
grondstoffen.
Artikel 2.
Als bijtende sodaloog, onverschillig uit
welke andere stoffen zij nog is samengesteld,
zija te beschouwen al de vloeistoffen die
bijtende soda bevatten, inzonderheid zulke
vloeistoffen, die benevens uit bijtende soda
voor het meerendeel uit keolzure of zwavel-
zure soda of kali bestaan.
Onder waschmiddelen zijn naar den zin van
deze verordening te verstaan al de vaste,
halfvaste en vloeibare wasch- en reinigings-
middelen, alsook al de wasch- en reinigings-
middelen in poeder, die geen vetbestanddeelen
bevatten.
Artikel 3.
Personen en vennootschappen, die handel
drijven in vetlooze waschmiddelen, mogen
deze voortbrengselen alleen betrekken van
personen en fabrieken, die de toelating ver-
kregen hebben om dezelve te vervaardigen.
Zij zijn verplicht boek te houden over elke
aanschaffing; zij moeten eveneens de her-
komst van de te koop gestelde voortbrengse-
len aan de hand van regelmatige rekeningen
kunnen bewijzen.
Vetlooze waschmiddelen mogen slechts ver-
ocht worden in een verpakking, waarop aan
den buitenkant de nauwkeurige samenstelling
van den inhoud en de juiste kleinhandelsprijs
aangeduid is. De verkoop van nog bestaande
voorraden aan vetlooze waschmiddelen,
waarvan de verpakking niet voldoet aan
dit voorschrift, is nog toegelaten tot
1 Februari 1918.
Artikel 4.
Wer den Bestimmungen dieser Verordnung
zuwiderhandelt, wird, falls nicht nach einem
anderen Strafgesetz eine höhere Strafe ver-
wirkt ist, mit Gefängnis bis zu 2 Jahren und
Geldstrafe bis zu 25 000 Mark oder mit einer
dieser Strafen bestraft. Daneben ist die
Einziehung der jenigen Erzeugnisse, auf die sich
die strafbare Handlung bezieht, einschliesslich
der zu ihrer Herstellung dienenden Ein-
richtungen in sämtlichen Fällen zulässig und
bei vorsätzlicher Zuwiderhandlung immer
auszusprechen.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte
und Militärbefehlshaber.
Artikel 4.
Wie de bepalingen van deze verordening
overtreedt, wordt, zoover een andere straf-
wet geen zwaarder straf voorziet, met ten
hoogste 2 jaar gevangenis en met ten hoogste
25.000 mark boete, of met één dezer straffen
gestraft. Bovendien kan in ieder geval tot
de verbeurdverklaring overgegaan worden
van de voortbrengselen waarop de strafbare
handeling betrekking heeft, alsook van de
inrichtingen die tot de vervaardiging dienen ;
in geval van opzettelijke overtreding moet
de verbeurdverklaring steeds worden uitge-
sproken.
De Duitsche krijgsrechtbanken er krijgs-
bevelhebbers zijn tot oordeelvellen bevoegd.
Brüssel, den 15. Dezember 197 (Stastsdruckerei N1413.)
Brussel, den 15° December 1917.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr vON FALKENHAUSEN,
Generaloberst.
Der Generalgouverneur in Belgien.
Freiherr voN FALKENHIAUSEN,
Generaloberst.
R. 25633/1.
|
