Full text |
tn een fleurig kleedje (een mooie plaat
van Elsa van Hagendoorn) komen deze
mooie kindergedichten weer tot ons. Zij heb-
ben aan frischheid nog niets ingeboet, en
zijn hier in het Vlaamsche land, wellicht de
enige, waaraan alle schoolsheid en schoolse
taal vreemd is.
Onze " kinderdichters menen maar al te
veel, dat de taal een stram stuk hout moet
zijn, dat deerlik naar het «vervelende boek»
ruikt. Van Tichelen huldigt een ander -------
gezonder ---- principe. En met zijn kinder-
verzen gaan de kinderharten open. De
jeugd wordt er losser mee, en leert de be-
grippen taal, en taalvirtuositeit benaderen.
Er zit iets kwikzilverachtigs in deze ver-
zen. Iets van de warme grond. Wij kennen
in ons taalgebied geen betere evenknie dan
de dichterlike Margot Vos met haar «Mei-
regen».
Kinderlike dingen — geen kinderachtige.
Blijvende aanwinsten voor het opzeg-re-
pertorium... en het zangterrein, want de
verzen zijn pittig, guitig en muzikaal van
beweging.
Daarom juist missen wij ongaarne in
dezen herdruk een opgave van de toon-
dichters, die zich - meestal met succes -
door Van Tichelen’s kinderpoëzie hebben la-
ten inspireeren.
Warm aanbevolen.
De Tijdstroom. Eerste jaargang, nr 5. Fe-
bruari 1931.
Dit nummer brengt verzen van Renée
Verbeeck, Urb. Van de Voorde, Marnix v.
Gavere, Roger Lemmens en Pieter Buckinx;
Novellen van Maria Houtland en van Albe.
Verder studies van Buckinx en Verbeeck.
tief, Het onverwachte van het stervensgé-
beuren en De Houding van den Mensch.
Verder volgt dan de studie gewijd aan «De
dood in de Tooneelletterkunde», «De dood
zijn voorstellingen, zijn boden en zijn hel-
pers», «Dood en Duivel», en «De Allegorie
van het Stervensmoment », De allegorie
wordt dieper ontleed in : Pelgrimagie-gaan,
sterven is ten strijde trekken, ons geestelijk
leven is een strijd, sterven is ten strijde
gaan. Aanhangsels en een uitvoerige biblio-
graphie vullen het werk aan.
Een overzicht van de ontwikkeling die de
van de Doodspersonificatie doormaakte. Het
zwaartepunt van het bestudeerd terrein ligt
natuurlijk en noodzakelijk in onze letter-
kunde, oordeelt de schrijver. Nochtans de al-
gemeene ondergrond der middeleeuwsche
en laat-middeleeuwsche gedachte, de aard
van het middeleeuwsch denken, de onver-
mijdelijke wisselwerking van eene literatuur
op de andere, de noodzakelijkheid van het
opzoeken elders van een bij ons verloren
schakel, brachten er ons noodzakelijk toe
een analoog of verklarend werk of verschijn-
sel uit de literaturen van de ons omringende
landen in te roepen...
Te weinig aandacht wordt in het alge-
meen geschonken aan het werk van onze
geleerden. Nu zooveel in goeden zin veran-
dert, mag ook een zoo degelijk werk niet
langer onbekend blijven in den ruimeren le-
zerskring. Een bondige aankondiging is na-
tuurlijk onvoldoende, maar wij moeten er
ons bij beperken.
Verhoog, P.: Onder de tropenzon. 2® druk,
4e en 5e duizendtal, 223 blz. met omslag-
teekening van J. P. Francken. Rotterd^,
Brusse, 1930. I ■ H 3>50
Vanderheyden, Jan: Het Thema en de Uit-
beelding van den Dood in de Poëzie der
late Middeleeuwen en der vroege Renais-
sance in'de Nederlanden. Gent, N. V. Eras-
inus, 1930, 390 blz.
Een der belangrijkste uitgaven van de
Kon. Vlaamsche Academie in de laatste ja-
ren als bekroond werk aangeboden.
Wie maar iets afweet van doodendansen,
zal in dit boek een ruimen blik gegund
worden op het belang van de doodsgedachte
in de late-middeleeuwen en in de 16® eeuw.
Achtereenvolgens onderzoekt de jonge ge-
leerde de voorliefde van dien tijd voor den
dood, de houding der menschen tegenover
den dood in de literatuur, de levensbeschou-
wingen, de wereldverachting ontstaan uit
rampen en pest. Het smachten naar en de
verschrikking van den dood, de invloed van
de Hervorming worden belicht in hoofd-
stukken getiteld: Het vergankelijkheidsmo-
De eerste druk van dit keurig uitgegeven
behandeling van dit thema en de uitbeelding
boek verscheen in 1925 en ontmoette een
eensgezind gunstige kritiek. Dat ook het pu-
bliek het gunstig onthaalde bewijst thans de-
n 2n druk.
Dit verhaal van de zee, meer documentair
n lyrisch gestemd, houdt u nochtans ge-
ngen, zooals alleen het echt-doorleefde en
lorvoelde het kan. Men snuift den adem
n de zee, men speurt den walm van het
osten, men ondergaat de tragiek van het
[edaagsche en onontkoombare, men voelt
~h loom worden onder het doodelijk-af-
attende van een jachtige kustvaart onder
: strak-priemende tropenzon. En de figuur
in uw herinnering.
Wij verwachten dat evenals voor «Brui-
sende Golven» weldra een derde druk nood-
zakelijk zal blijken.
55 |