Full text |
Het kan eens beteren. We meenen zelfs, dat menig uitgever op dat
gebied gaarne zijn steun en medewerking zou verleenen.
In afwachting ga een laatste stukje aandacht naar het volledigings-
materiaal, indien we het zoo noemen mogen. Programmas, reglementen
hooren er al toe ; katalogen van bibliotheken en muzeums, katalogen van
verzamelingen wandplaten en overige aanschouwingsmiddelen, hand-
leidingen bij deze voorwerpen, en dergelijke meer, ze moeten thuis zijn
in dezelfde boekerij, zoo deze ’t onderwijzend personeel wil in-en voor-
lichten op elk gebied van zijn bedrijvigheid.
En eindelijk, nevens al wat hiervoren wordt vernoemd of vagelijk
aangeduid als noodig boekenmateriaal, volge de reeks, de hopelijk lange
reeks der tijdschriften, die opvoeding en onderwijs betreffen.
O neen, niet alle,-en zeker niet de bondsorganen als dusdanig en de
strijdorganen. Het geldt de kinderstudie, de pedagagogiek, de methodiek;
het geldt elk leervak als een stuk van ’t onderwijs. Maar ’t gelde die
dan ook, niet uit één bril of uit één hoek bekeken, maar van uit alle
kijkers die kijkers van bevoegden zijn.
Dat maakt wel vijftig tijdschriften, zelfs meer wellicht. Maar t houdt
de pas genoemde in-en voorlichting steeds op de hoogte van den tijd,—
en dat is noodig waar men wenscht, dat de onderwijzer up-to-date zij
en evolueere.
We maakten eens een lijst op van dergelijke tijdschriften, zoo buiten-
landsche als inheemsche, en gingen na hoe ze vertegenwoordigd zijn in
onze vele boekerijen. De indruk, dien dat bij ons wekte, worde hier
liefst niet weergegeven. AVe hopen maar, dat wie aan t onderwijzend
personeel met eiken dag gestrenger eischen stellen het ook royaal de
middelen zullen schenken om deze eischen naar geweten op te volgen.
En hier beschouwen we onze taak als voor het oogenblik voleindigd.
Wel kon over de werking van zulk organisme als de verjongde
bibliotheek van het onderwijzend personeel een enkele beschouwing
toegevoegd. Maar dat zou vast niets nieuws of onbekends zijn voor den
lezer van dit tijdschrift, — zoomin als heel wat, dat reeds thans zijn goede
plaatsje heeft gekregen.
Ons was ’t er enkel om te doen, ’t verjongen en t ontbloeien van
dergelike bibliotheek, — in ’t enkel-, maar nog liefst in t meervoud
als het kan —, een stukje in de hand te werken.
Zoo dat verkregen werd, dan zijn we er dankbaar voor.
H. Van Tichelen
36 |