Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>De meiskens trokken ieder een mutsken op, streken heure hairvlechten glad en gingen toen voor den spiegel staen. Rood werden zy van genoegen en hare oogen schoten sprankels van ligtzinnigheid.</p>
<p>En kan er niets meer van den prys worden afgedaen? Onnaogelyk, kinderen, onmogelyk; ik win er byna niets aen.</p>
<p>Dernhar ontwaekte. Hy was vooreerst ontsteld van zich in zulk gezelschap te bevinden; maer, Sulmath herkend hebbende, greep hy hem by den strot, terwyl hy uitriep :</p>
<p>Verrader! verrader!</p>
<p>Sulmath bleef kalm. Wat wilt ge van my ? was zyne vraeg.</p>
<p>De helft uwer winste ! schreeuwde Demhar, gy hebt my myn bestaen geroofd!</p>
<p>Dat is zoo ! riep de boer.</p>
<p>En toch krygt ge niets! zei Sulmath.</p>
<p>De helft van uw goed of de dood! riep Demhar, , en allen juichten, want zy kenden de onregtvaerdigheid van Sulmath. Maer nu schoot de gryzaerd toe, welke den boer had willen beletten Demhar naer huis te brengen.</p>
<p>Zotinnen ! riep hy uit, begrypt ge niet dat, als Demhar de helft der winst verkrygt, gy clan het dubbel van den prys zult moeten betalen? want Sulmath moet ook leven. Vaerwel dan mutsen en slaepjakken ; en ik zie groote kans, bazin, dat ge zonder hemd blyven zult !</p>
<p>Dat is waer ! riepen allen. En wat doet die bedelaer hier, smyt hem dood, smyt hem dood! die ruziemaker. Moest ik u daerom naer hier slepen? En zoo bulderden zy bedreigend door een. —De helft van de winst, zie hem daer eens, de helft van de winst! Maek u weg, schurk, en hang nop, sterf van honger, bedelaer! En Demhar zag dat hy niets meer dan oorvegen te verwachten had. Hy verdedigde zich eenigen tyd met woorden, maer het hielp niet; want, stilde zich de woede van den boer, hitsten hem de pronkzieke</p>
<p>dochterkens , past daer die zondaegsche mutsen eens, zy kosten maer acht stuivers met al de linten en strikken er by. Want tegenwoordig kunt ge ti zonder geld voor niet kleeden.</p>
</text>
|