Full text |
9
dwars over de straat, over boomen en telefoondraden, zoodat gij
loopt onder ’n hemel van kleurige papierstrooken.
En danst, danst, dànst; verwringt uw lijven als demonische wilden
om ’n vuur, waggel’ als bezopenen, brult als krankzinnigen, mummel’
als idioten.
Host, host, hòst! trappel als paarden. Geeft mekaar armen en
vormt lange rijen dwars over de straat. En laat de vrouwen vooral
kankaneeren, hun witte rokken omhoog!
Schreeuwt, schrééuwt! Vul de straten met uw misbaar. Schreeuwt
als ’n volière met duizenden snaterende kaketoes. Brult als ’n wilde-
beestengalerij. Gilt als barende vrouwen, bulkt als gekeelde varkens.
En als uw gorgels zijn schor-geschreeuwd van uitzinnig pogen naar
meer geraas en steeds meer; neemt dan ratels en kinkhorens, en
bellen. Ratelt als ’n regiment vullis-lui, toetert als ’n schip in angst-
mist, toetert als duizend fabriekstoeters.
Werpt de voorbijgangers met paardevijgen, of metsel ze hun oogen
dicht met straatvuil. Gooit de menschen met rotte haringen en dooie
konijnen waar de bloedige ingewanden uit flodderen, totdat ze
kotsen van walg.
En laat de kinderen happen naar bevuild brood of stinkend
vleesch aan ’n hengel. Werpt ’n handvol centen onder de kleuters,
zoodat ze grissen in de modder en de poep.
Werklieden! vandaag moogt ge uw patroon tergen van onder
uw maskers. Rukt ’m z’n hoed van z’n kop en piest d'r ín, ten
aanzien van meisjes en gardevils. Vult de hoeden met rookend
stankwater. Piest midden op de straat, mannen! met geruisch van
watervallen als waart ge peerden.
Trap de menschen uit al uw kracht op hun teenen. Licht uw
maskers half op, om ze te fluimen in hun smoel.
Grijpt iedere vrouw aan. Kneed in d'r vleesch. Scheur ’r de
rokken van ’t lijf. Niemand kent u. En ge moogt, ge mòògt. Ze
wachten ul de vrouwen.
En sleept ze mee, naar ’n steeg of naar ’t Park of naar ’t wandel-
hoofd aan ’t Scheld. En werpt u op ze, gierend als bronstige
dieren, en bijt ze in d’r hals van wellust. Neemt iedere vrouw die
u heet maakt, neem’ maagd of: hoer, jong of oud, blond of donker.
Ge moogt!
Raast, zwelgt, en danst! al moest ge ’tleven laten. Doe àl wat
idioot is of walgelijk. En tracht vannacht te zijn: de laatste die
zich staande houdt op z'n beenen.
Dwarrelende konfetties, en tintel-slangelende serpentines, brullende
kelen, gillende vrouwen, toeterende misthorens en bloedrood fakkel-
laaien.
Op, op, òp! Loopt op uw handen, danst in de spattende modder
en duikt uw kop in de harde straatkeien.
? |