Full text |
5)
smalle handje op z’n jasarm schuchter legde, woelde 'n gloeiende
hartstocht door z’n lijf. —
Dat was liefde meende-ie.
Den volgenden dag bracht-ie ’t boek. Ze was niet thuis. Hij
haalde ’r van d'r naaiwinkel. Het viel ’'m niet op dat ze steeds
voortging, ’m maar heel korte antwoorden te geven. Hij praate
lang met, of liever, tòt haar. Een maand later was ze overtuigd,
dat haar bewondering voor z’n vurige geleerdheid liefde, heel
hooge liefde, beduidde. En na ’n jaar trouwden ze. »Les ex-
trêmes se touchent« werd er onder de »intellektueelen« ge-
mompeld.
De ontnuchtering bleef niet uit. Met tranen in z’n rood-gerande
gitoogjes had ie haar verteld van z'n rumoerig nachtleven en haar
om vergiffenis gesmeekt, voor z'n afdwalingen: »O, o, ol! als ze
toch begreep, wat ’n ferdriet, wat ’n kommer, wad ’n ellànde hij
zich daarmee op de hals had gehaald. Hij wist zoo goed as wie
dan ook— zou hij, die zoofeel had gestudeerd ’tniet weten? —
dat-ie slecht dee, maar bij Gotallemachtech! hij kon niet anders.
Hier stond-ie nu, hij kòn niet anders. O, o, ol ze moest ’t 'm:fer-
geve, ze most ’t'm pardonneere, hij had zoofeel berouw«... Ten-
gere Lena vond dat heel mooi van ’m, maar ze was kinderlijk-
verontwaardigd, toen ze begreep, dat-ie nu met haar nét zoo wilde
leven. Ze had zich ’n huwelijk heel anders gedroomd, kon maar
niet gelooven wat Daved vertelde, dat alle mensche zoo deden,
en dat z'n begeerte heel gewoon en roemvol was. Ze onderwierp
zich lijdelijk. »As ’tomgekeerd was zou hij zich ook motte onder-
werpe«, had d'r man gezegd. En die gedachte vond ze waar en
mooi. ’n Huwelijk was voor haar ’n eenheid, waaraan geen enkele
gebeurtenis in de buitenwereld iets kon veranderen. ’n Vrouw
moest voor ’n man lijden, dat stond haar vast. En die heilige een-
heid, overpeinsde ze, die bleef ook bestaan als je man heel ver
van je af was, al lagen d'r ook dagreizen tusschen de twee echt-
genooten. Als je man over de straat ging, dan lokten ’m allemaal
vreemde wijven, maar hij bleef ongeroerd, dacht alleen aan z’n
vrouw die thuis op ’'m wachtte, en de eenheid duurde voort...
Daarvoor nu wilde ze alles verdragen, met veel geduld. Maar ze
zei niets, en van d’r stille lijden heeft David nooit iets geweten.
Kinderen wilde hij niet. Die moesten vermeden worden. Hij zag
er tegen op, maanden-lang in onthouding te leven, als ze zwanger
zou zijn. Dat kon ie d'r echter niet zeggen, want d’r »owergefoelig-
heid« zat ’m leelijk in de weg. Daarom trachtte hij ’r aan ’t
verstand te brengen, dat iemand van zijn tamperamant verplicht
was, moreel verplicht kinderen te voorkomen. Toch merkte ie
spoedig, dat ie zich in z’n geslachtsleven veel dwang moest op-
leggen, want »Lene« had ’n teer gestel, en hoeveel moeite ze zich
? |