Full text |
I5
herstelbaar maakte, had-ie woest geleden. De dokter trachtte
mm aan de studie te houden, en begreep niet, dat plotseling al z’n
belangstelling in wetenschap was geweken. En hoewel-ie na lang-
durige wanhoop, over z'n verdriet was geworden meester, dorst-ie
David en Leentje niet weerzien, nu ze waren verbonden.
David begreep niet hoe ’t kwam, dat de stille glimlach, waar-
mee Sam z’n lange citaten-reeksen vroeger had aangehoord, nu
wegbleef. Niemand heeft ’tooit begrepen. De ridderlijke student
leefde voortaan alleen nog maar voor z’n boeken, verzweeg zelfs
zn intiemsten vriend de reden van z’n stil verdriet. Maar ’s nachts,
als lang waken zn gedachten had woest gemaakt en z’n bloed
koortsig kloppend, kon ’t’m gebeuren, dat ie nog de deur uitging
en treurig zwierf door de straat waar Leentje woonde.
Eerst jaren later, toen hij zich schaamte-vol moest bekennen,
dat de tijd had gedaan z’n vervagend werk, en hij d'r smalle kopje
kon denken zonder sidderen, dorst hij d'r weerzien. En toen werd
Eammoolknnmreines behoefte!
Ze kregen tòch twee kindjes, jongentjes, kort na elkaar. » Door
grove nalatigheid«, stelde David vast. Hij had ze niet gewenscht.
Hij had ze niet geroepen. Waarom waren ze niet gebleven waar
ze zaten?
Maar toen zijn vader, bij de geboorte van Manuel, den oudste,
zeide: »Maak je mar niet druk, ik zal wel voor ’t besnije zor-
gen... was de ongewenschte geboorte ’'m plotseling ’n bron van
vreugde geworden. »Wàt besnije, had ie gezegde, denkd u meschien
dat ’k dat onschuldige schaap, die nog fan niks weet, zoo maar
t teeke fan ze werslawing op ’t lijf laat zette? Zied u me foor
zoo aarts-dom-idioot an, denkd u dat ’k zoo verstompt geweteloos
bàn, om zoo iets te doen? De rechte soort! Mot u net bij mê-ên
weze«. Hevig-hartstochtelijke twisten waren ontstaan. Manuel werd
niet besnejen. Lena’s ouders hielden zich op ’n afstand.
De vader van David gaf zich nog niet gewonnen, maakte Lena, als
David niet thuis was, ’t leven zuur; en toen Kareltje, ’t tweede jochie,
kwam, drong-ie er op aan dat die dan tenminste gejitsjt zou worden.
De diskussies hadden David aanvankelijk veel genot gegeven, maar
nu begon ’t’m toch langzamerhand de keel uit te hangen. Lena
ging ten slotte klagen over de last die ze d’r van had, en op /n
goeien dag, zette ie z'n »ouwe man« zonder veel complimenten
de deur uit. Hij kocht zich ’n revolver, en toen Lena’s broer haar
nòg niet met rust liet, hield-ie ’'m ’t wapen onder den neus,
schreeuwde: »Levie, Levie, drijf me niet tot ’t ueterste! Ik waar-
schouw je, laat me frouw mitrù-ust, bemoei je niet mit mijn kin-
dere, want zalle me ooche me uitrotte, ’k blaas je ’n kogel door
je kôp! Mijn principes zijn me alles; al mot ’k mit de heele wei-
? |